Reisverslag Tipsy_1: van Quebec city, QC naar Saint john, NB
Startdatum: | 2022-09-02 | Startpunt: | Quebec city, Quebec |
Einddatum: | 2022-09-11 | Eindpunt: | Saint john, New Brunswick |
Aantal volwassenen: | 2 | Vervoermiddel heen & terug: | Auto () |
Aantal kinderen: | 0 | Vervoermiddel ter plaatse: | Auto (eigen wagen) |
Informatie, inleiding en conclusie:
Meer foto'sRondreis Atlantic Canada
2-11 september 2022
Een letterlijk heerlijke reis doorheen de provincies Quebec, New Brunswick, Prince Edward Island en Nova Scotia
Intieel gepland voor mei 2020 – we weten allemaal waarom dat niet kon doorgaan ! – en na ettelijke keren herboeken moest het er toch eens van komen: onze rondreis naar de oostkust van Canada. De reis had ik samengesteld rondom Nova Scotia en de beluga walvissen van Tadoussac, en ook Quebec City. Niet heel lang in elke provincie dus, maar wel een proevertje van vanalles en nog wat.
De highlights:
- De beluga’s van Tadoussac – lang van gedroomd en nu eindelijk talrijk gezien
- Het eten!!! Nam nam, met als highlights onze lunch in Quebec City en onze lunch in Kentville in een heerlijke cider company, met bloemetjes
- De bultrug walvis die ons al springend uitgeleide deed bij ons vertrek uit Nova Scotia
- Hopewell Rocks was erg mooi, net als de andere rode rotsen kusten (PEI, Burntcoat), het deed zelfs een beetje aan Utah denken
- Quebec City is een prachtige stad, met gezellige, kronkelende straatjes
- De oudste geocache van Canada was een toppertje
- De prachtige granieten rotsenkust met veen en heide rondom Peggy’s Cove
- Het plezante en mooie havenstadje Lunenburg
- Het schattige Lahave ferrytje over de rivier bij sunset gevolgd door (weeral) een verrassend lekker restaurantje
- In het algemeen: de gemoedelijke vriendelijke gezellige sfeer
conclusie:
En wat vonden we nu van deze streek: TOP! Alles zat natuurlijk ook mee, en dan met name het weer. Altijd een vrolijk zonnetje. De beluga’s waren ook talrijk op post – zij het van veraf - dus daarmee was het hoofdobjectief toch ook bereikt. We zijn ondertussen behoorlijk ervaren Canada reizigers en niet zo heel wild van Ontario – niet zo gezellig daar. De West kust is spectaculair maar zo druk. En dan nu dus de Oostkust... het seizoen was perfect gekozen: nog zomer maar toch al grotendeels off season. De natuur is niet super spectaculair – alhoewel, de omgeving van Saguanay fjord.... – maar dat wordt meer dan gecompenseerd door het liefijke karakter en de relaxe sfeer overal. Een heel gemoedelijke en echt gemeend vriendelijke bevolking en onthaal overal – ook van toeristen. Wat een verschil met de US. Hier wordt meer van het leven genoten. En het eten...! Dat was de echte highlight van de reis. De koelbox heeft tegen onze gewoonte in niet veel dienst gedaan – het eten was er gewoon weg te lekker voor, in alle provincies waar we geweest zijn. Van algemene sfeer was Nova Scotia zeker ook topper. Met andere woorden: de Canadese Oostkust heeft onze verwachtingen ruimschoots overtroffen!!!! Topreis!
Wat we minder vonden: Wachten op ferry’s is echt niet ons ding en tijdverspilling (die over de St Lawrence river had ik echt wel beter op voorhand geboekt om stress te vermijden) - Tidal bore was in ons geval niet veel aan te zien – Soms erg hoge prijzen met enorme verschillen van streek tot streek en stad to stad – Bepaalde kuststadjes waren minder bezienswaardig – Walvissentocth was tof maar je zag de beluga’s eigenlijk beter vanaf de kant - Kejimkujik National Park vonden we minder de moeite – toeristische drukte op labor day - en bij Hopewell Rocks hadden we veel geluk dat we er na sluitingstijd waren.
Waarvoor we nog eens terug moeten: Alma en Bay of Fundy National Park – het gebied rondom Saguenay Fjord was prachtig – Museumpjes in Halifax – Saint John was een leuke stad!
Opvallend:
In het verkeer en rijgedrag veel oog voor voetgangers bvb in halifax
Grappige verkeerborden hihi. Soms vroegen we ons wel af wat ze wilden zeggen.
Echt servies en bestek bij ontbijt. Ja dat ligt boven onze ondertussen Amerikaanse standaard.
Proper! De hotels en restaurants waren zoveel netter dan wat wij met onze Amerikaanse standaard gewoon zijn. Top!
De eerste dagen van de reis was het en Francais. Wel even aanpassen en daarna weer schakelen naar Engels.
Mooie bloemenperken in de steden met leuke natuurlijke begroeiing.
Hondvriendelijk, bvb st anne canyon en in visitor centra. Heel anders dan Ontario!
Overall van die gekleurde stoelen
Op Nova Scotia vond ik de kleuren van de rotsen zo frappant. Op sommige plaatsen rode zandsteen, andere witte graniet, en dan weer grijzen en zwarte.
foto verslag op facebook.
2-11 september 2022
Een letterlijk heerlijke reis doorheen de provincies Quebec, New Brunswick, Prince Edward Island en Nova Scotia
Intieel gepland voor mei 2020 – we weten allemaal waarom dat niet kon doorgaan ! – en na ettelijke keren herboeken moest het er toch eens van komen: onze rondreis naar de oostkust van Canada. De reis had ik samengesteld rondom Nova Scotia en de beluga walvissen van Tadoussac, en ook Quebec City. Niet heel lang in elke provincie dus, maar wel een proevertje van vanalles en nog wat.
De highlights:
- De beluga’s van Tadoussac – lang van gedroomd en nu eindelijk talrijk gezien
- Het eten!!! Nam nam, met als highlights onze lunch in Quebec City en onze lunch in Kentville in een heerlijke cider company, met bloemetjes
- De bultrug walvis die ons al springend uitgeleide deed bij ons vertrek uit Nova Scotia
- Hopewell Rocks was erg mooi, net als de andere rode rotsen kusten (PEI, Burntcoat), het deed zelfs een beetje aan Utah denken
- Quebec City is een prachtige stad, met gezellige, kronkelende straatjes
- De oudste geocache van Canada was een toppertje
- De prachtige granieten rotsenkust met veen en heide rondom Peggy’s Cove
- Het plezante en mooie havenstadje Lunenburg
- Het schattige Lahave ferrytje over de rivier bij sunset gevolgd door (weeral) een verrassend lekker restaurantje
- In het algemeen: de gemoedelijke vriendelijke gezellige sfeer
conclusie:
En wat vonden we nu van deze streek: TOP! Alles zat natuurlijk ook mee, en dan met name het weer. Altijd een vrolijk zonnetje. De beluga’s waren ook talrijk op post – zij het van veraf - dus daarmee was het hoofdobjectief toch ook bereikt. We zijn ondertussen behoorlijk ervaren Canada reizigers en niet zo heel wild van Ontario – niet zo gezellig daar. De West kust is spectaculair maar zo druk. En dan nu dus de Oostkust... het seizoen was perfect gekozen: nog zomer maar toch al grotendeels off season. De natuur is niet super spectaculair – alhoewel, de omgeving van Saguanay fjord.... – maar dat wordt meer dan gecompenseerd door het liefijke karakter en de relaxe sfeer overal. Een heel gemoedelijke en echt gemeend vriendelijke bevolking en onthaal overal – ook van toeristen. Wat een verschil met de US. Hier wordt meer van het leven genoten. En het eten...! Dat was de echte highlight van de reis. De koelbox heeft tegen onze gewoonte in niet veel dienst gedaan – het eten was er gewoon weg te lekker voor, in alle provincies waar we geweest zijn. Van algemene sfeer was Nova Scotia zeker ook topper. Met andere woorden: de Canadese Oostkust heeft onze verwachtingen ruimschoots overtroffen!!!! Topreis!
Wat we minder vonden: Wachten op ferry’s is echt niet ons ding en tijdverspilling (die over de St Lawrence river had ik echt wel beter op voorhand geboekt om stress te vermijden) - Tidal bore was in ons geval niet veel aan te zien – Soms erg hoge prijzen met enorme verschillen van streek tot streek en stad to stad – Bepaalde kuststadjes waren minder bezienswaardig – Walvissentocth was tof maar je zag de beluga’s eigenlijk beter vanaf de kant - Kejimkujik National Park vonden we minder de moeite – toeristische drukte op labor day - en bij Hopewell Rocks hadden we veel geluk dat we er na sluitingstijd waren.
Waarvoor we nog eens terug moeten: Alma en Bay of Fundy National Park – het gebied rondom Saguenay Fjord was prachtig – Museumpjes in Halifax – Saint John was een leuke stad!
Opvallend:
In het verkeer en rijgedrag veel oog voor voetgangers bvb in halifax
Grappige verkeerborden hihi. Soms vroegen we ons wel af wat ze wilden zeggen.
Echt servies en bestek bij ontbijt. Ja dat ligt boven onze ondertussen Amerikaanse standaard.
Proper! De hotels en restaurants waren zoveel netter dan wat wij met onze Amerikaanse standaard gewoon zijn. Top!
De eerste dagen van de reis was het en Francais. Wel even aanpassen en daarna weer schakelen naar Engels.
Mooie bloemenperken in de steden met leuke natuurlijke begroeiing.
Hondvriendelijk, bvb st anne canyon en in visitor centra. Heel anders dan Ontario!
Overall van die gekleurde stoelen
Op Nova Scotia vond ik de kleuren van de rotsen zo frappant. Op sommige plaatsen rode zandsteen, andere witte graniet, en dan weer grijzen en zwarte.
foto verslag op facebook.
Route van dag tot dag:
Dag 1: | thuis!, NJ naar Quebec City, QC |
Dag 2: | Quebec City, QC naar Quebec City, QC |
Dag 3: | Quebec City, QC naar Tadoussac, QC |
Dag 4: | Tadoussac, QC naar Grand Falls, NB |
Dag 5: | Grand Falls, NB naar Shepody Bay (Hopewell Rocks), NB |
Dag 6: | Shepody Bay (Hopewell Rocks), NB naar Truro, NS |
Dag 7: | Truro, NS naar Halifax, NS |
Dag 8: | Halifax, NS naar Liverpool, NS |
Dag 9: | Liverpool, NS naar Saint John, NB |
Dag 10: | Saint John, NB naar thuis, NJ |
Terug naar boven
Dag 1: Vrijdag 2 September 2022
Van: thuis!, NJ, United StatesVia: een rijdag!
Naar: Quebec City, QC, Canada
2 Sept 2022 – naar Quebec City (QB). De heenrit naar Quebec! - 920 km.
De rijdag-heen! We stonden goed op tijd op maar ook niet overdreven zodat we rond 7u toch vlotjes onderweg waren naar het noorden. De I87 voerde ons door mooie landschappen. Dat vorderde goed en we hoefden niet veel stops te maken. Behalve eentje dan, omdat de rit zo goed vorderde besloten we te lunchen op het terras van het Turtle Island Cafe in Willsboro NY dat ons op onze 2019 Adirondacks zo goed bevallen was. Het was nog altijd lekker al hoewel niet zo superlatief als in onze herinneringen. Zo waren we klaar voor deel 2 van de rit. Dat begon minder goed te vlotten – bij de grensovergang met Canada bij Champlain was er toch een verrande drukte, en na even aanschuiven en een onvriendelijke conversatie met de madam bij de grens waren we Canada binnen! De derde keer deze zomer – schade inhalen na 2 covid-gesloten-grens-jaren! Helaas kwamen we rondom Montreal in druk verkeer en veel files terecht waardoor het er plots toch niet meer naar uitzag dat we in de vroege avond in Quebec Cityzouden binnenkomen. We zagen wel onze eerste eland-verwittig borden van de trip. Het was al bijna helemaal donker toen we in Quebec City toekwamen, goed gaar van het drukke verkeer. Eerst de grote brug over de St Lawrence River en dan het centrum in. We zagen al meteen de mooie stadspoorten en fonteinen maar ons hotel vinden was wat minder simpel. Place d’Youville was afgesloten voor een muziekfestival, maar hoera daar was toch ons hotel en vonden we ook de parkeergarage blokje om.
Snel onze bagage afdroppen en nog even de stad in. Veel energie hadden we niet meer over, dus het was enkel voor het avondeten. Na wat wachten konden we terecht in La Grolla, een Zwitsers restaurant dat er overheerlijk uitzag voor een driegangen raclette/fondue menu. Een goede kennismaking ook met de hoge prijzen in Quebec City en een gezellig avond. Via de Place D’Youville en de stadspoorten sleepten we ons terug naar onze mooie sfeervolle hotelkamer met een wel heel erg comfortabel bed.
Hotel: Hotel Manoir de L’Esplanace, in een heel oud gebouw (2 nachten)
De rijdag-heen! We stonden goed op tijd op maar ook niet overdreven zodat we rond 7u toch vlotjes onderweg waren naar het noorden. De I87 voerde ons door mooie landschappen. Dat vorderde goed en we hoefden niet veel stops te maken. Behalve eentje dan, omdat de rit zo goed vorderde besloten we te lunchen op het terras van het Turtle Island Cafe in Willsboro NY dat ons op onze 2019 Adirondacks zo goed bevallen was. Het was nog altijd lekker al hoewel niet zo superlatief als in onze herinneringen. Zo waren we klaar voor deel 2 van de rit. Dat begon minder goed te vlotten – bij de grensovergang met Canada bij Champlain was er toch een verrande drukte, en na even aanschuiven en een onvriendelijke conversatie met de madam bij de grens waren we Canada binnen! De derde keer deze zomer – schade inhalen na 2 covid-gesloten-grens-jaren! Helaas kwamen we rondom Montreal in druk verkeer en veel files terecht waardoor het er plots toch niet meer naar uitzag dat we in de vroege avond in Quebec Cityzouden binnenkomen. We zagen wel onze eerste eland-verwittig borden van de trip. Het was al bijna helemaal donker toen we in Quebec City toekwamen, goed gaar van het drukke verkeer. Eerst de grote brug over de St Lawrence River en dan het centrum in. We zagen al meteen de mooie stadspoorten en fonteinen maar ons hotel vinden was wat minder simpel. Place d’Youville was afgesloten voor een muziekfestival, maar hoera daar was toch ons hotel en vonden we ook de parkeergarage blokje om.
Snel onze bagage afdroppen en nog even de stad in. Veel energie hadden we niet meer over, dus het was enkel voor het avondeten. Na wat wachten konden we terecht in La Grolla, een Zwitsers restaurant dat er overheerlijk uitzag voor een driegangen raclette/fondue menu. Een goede kennismaking ook met de hoge prijzen in Quebec City en een gezellig avond. Via de Place D’Youville en de stadspoorten sleepten we ons terug naar onze mooie sfeervolle hotelkamer met een wel heel erg comfortabel bed.
Hotel: Hotel Manoir de L’Esplanace, in een heel oud gebouw (2 nachten)
Terug naar boven
Dag 2: Zaterdag 3 September 2022
Van: Quebec City, QC, CanadaVia: Quebec City stad en Levis
Naar: Quebec City, QC, Canada
3 september – een dag met 25 km stappen in historisch Quebec City!
Al voor het ontbijt (dat was pas om 7u30) gingen we een wandelingetje maken, bij ons hotel. Dat lag heel mooi aan de Porte St Louise, en dan hoekje om was het al even mooie Parlement met de Tourny fountain ervoor, omgeven door mooie bloemen. Zo vonden we onze eerste echte geocache van de reis, en konden we de omwallingen bekijken. Quebec City is de enige ommuurde stad van Noord Amerika, een beetje als Brugge. Erg mooi trouwens. Na een chaotisch (je werd op een nogal gekke manier bediend) maar wel lekker (vers fruit) ontbijtje, trokken we de stad in. Die dag hebben we 25 kilometer gewandeld. En dat is veel want Quebec City is niet vlak! De stad is ook veel warriger dan andere Noord Amerikaanse steden – geen dambord patroon hier! – omdat ze ook gewoon ouder is. Vieux Quebec is ook Unesco werelderfgoed.
Eerst ging het al wat bergop, naar de heuvel van de citadel. Vanop deze groene heuvel met monumenten hadden we een prachtig zicht op het stadscentrum met zijn hoogteverschillen, prominente gebouwen en vooral op de blauwe brede St Lawrence River. Heel indrukwekkend. De ligging van de stad is echt wel wauw. We liepen langs de wallen van de citadel terug richting ons hotel en de stadsomwalling/poorten, en begonnen met het verkennen van de kleine straatjes rondom het hotel, vaak veel bloemen/bloembakken in de voortuintjes via een route van geocaches. Uiteindelijk kwamen we zo via de toursitische straat St Louis terecht bij het hotel Frontenac. Je kan er niet echt naast kijken want het is een van de grootste gebouwen van de stad. Eerst tijd voor een koffiepauze op een klein terrasje en dan rondom het Frontenac alle pleintjes en parken verkend, met mooie monumenten, fonteinen en dergelijke. De andere toeristen waren ondertussen ook wakker want het was er druk. Voor het Frontenac lag het bekende Champlain monument, de stichter van de stad in 1608. En ook mooie vlinders gemaakt van planten, de Funiculair die naar de benedenstad gaat (wij zouden later gewoon via de straten/trappen gaan, viel ook mee!) en de start van de gigantisch grote boardwalk van bijna 500 meter de Terrasse Dufferin. Mooie uitzichten hier en wij gingen op het einde van de Terrasse de 310 trappen op (puf puf, gelukkig was er hier wat schaduw) van struiken tot de Cape Diamant onderaan de citadel. Wat een stad. Ondertussen was het wel etenstijd en we gingen gezien de drukte maar tijdig lunchen. Ik koos de D’Orsay pub uit, vlakbij de basiliek. Goede keuze! Een van de lekkerste maaltijden van de reis. Ik had een heerlijke Europees aandoende Spaghetti en Roel eindelijk nog eens mosselen. En creme brulee, mmmm. Helemaal happy! We zaten ook lekker relax aan het open raam.
Na deze heerlijke pauze ontdekten we het mooie Montmorency Park, dat ligt zo al wat op de afdaling naar de Basse-Ville en had ook al zo’n mooie uitzichten. Met kanonnen, die hebben ze op heel veel plaatsen in Quebec City neergezet. Boven de Porte Prescot kan je vanaf hier ook via trappen naar het Frontenac kasteel, maar daar maakten we rechtsomkeer want we wilden naar de Basse-Ville – dat deden we via de steile Cote de la Montagne wat ons ook langs de de bekende muurschildering bracht. Het was hier overal flink druk, met name bij de Place Royal (wel een mooi schattig pleintje met de Notre Dam Church en oude huizen vol plantenbakken) en de steegjes rondom. Aan de waterfront hadden we mooie uitzichten naar boven op de chateau Frontenac hoog boven ons. De bekende Rue due Petit-Champlain was super super druk en we vonden er ook een muurschildering. Om even van de drukte weg te zijn, was het nu tijd voor het geplande uitstapje naar de overkant, naar het stadje Levis. De overkant is de overkant van de 1 kilometer brede St Lawrence River. Daarvoor was er een leuke ferry (openbaar vervoer) – even haasten en daar gingen we. Vanop de rivier had je mooie uitzichten, ook op ander boten. In Levis kwamen we terecht in een groot park aan de voet van hoge kliffen. Veel fonteinen (splash park) hier en uitzichten op Quebec City aan de overkant. Het was heel heet dus eerst even bijtanken. Gelukkig vonden we na wat zoeken een plaats daarvoor: Microbrasserie (het woord gebruikt in deze streek voor Brewery) le Corsaire, waar we aan de toog elk een biertje dronken. Hun logo was iets met piraten – leuk! Er was nu geen ontkomen meer aan – naar boven gingen we via een steile straat, tot het grote park Terrasse du Chevalier-de-Levis met prieeltjes en uitzichten op Quebec City. En daarna bleven we op hoogte en crossten Levis zelf. Echt een woonstad met allemaal lage huizen. Tot we via de Escalier Rouge de kliffen weer afdaalden en langs de waterfront ons weer terug haastten naar de volgende ferry. We hadden flink wat (hoogte)meters gemaakt in Levis!
Terug in Quebec City wandelden we eerst onder de kliffen van de citadel voor een geocache, langs de opslagruimte voor boeien (leuk zicht) en daarna de andere kant uit, langs de cruise terminal (geen cruise schepen vandaag). We waren heel blij toen we een drankautomaat vonden (en wat Canadese dollars bijeen konden scharrelen, die heb je toch af en toe nodig) voor een flesje verfrissing. Zo kwamen we bij het park van de Old Port of Quebec en via steegjes in de binnenstad ging het kris kras verder langs geocachen. In een bepaalde straat zag je aangeduid tot waar vroeger de rivier kwam (verrassend) en we vonden ook de Harry Potter Alley – een steegje onderaan de kliffen langs de achterkant van huizen met allemaal houten staircases over.
Weer naar boven, puf puf (de warmste dag van de reis!), volgden we de stadsomwalling met uitzicht op de harbor terwijl de zon al begon onder te gaan. Er stonden weer heel wat kanonnen opgesteld. Via kleine steegjes kwamen we weer in omgeving van ons hotel terecht. Super druk hier overal, met wachtrijen bij alle restaurants. We kwamen ook in alle straatjes verschillende keren, omdat het echt een warrig stratenpatroon is in Quebec City, zoals het hoort in een historische stad. Wegens grote dorst maakten we nog een (prijzige) pauze in Cafe Maison Smith, voor enkele frisdrankjes. Uiteidenlijk aten we bij Cafe de Paris, waar ons in de ochtend als het bord van “2 mimosa’s voor 10$” was opgevallen. Heel denderend was het niet maar wel OK. Na nog een blokje om in de buurt van ons hotel, en verloren gelopen te zijn in de parkeergarage op zoek naar onze auto (niet gevonden), besloten we dat het nu echt wel genoeg geweest was en tijd om naar ons gelukkig heel comfortabele hotelkamer terug te keren.
Al voor het ontbijt (dat was pas om 7u30) gingen we een wandelingetje maken, bij ons hotel. Dat lag heel mooi aan de Porte St Louise, en dan hoekje om was het al even mooie Parlement met de Tourny fountain ervoor, omgeven door mooie bloemen. Zo vonden we onze eerste echte geocache van de reis, en konden we de omwallingen bekijken. Quebec City is de enige ommuurde stad van Noord Amerika, een beetje als Brugge. Erg mooi trouwens. Na een chaotisch (je werd op een nogal gekke manier bediend) maar wel lekker (vers fruit) ontbijtje, trokken we de stad in. Die dag hebben we 25 kilometer gewandeld. En dat is veel want Quebec City is niet vlak! De stad is ook veel warriger dan andere Noord Amerikaanse steden – geen dambord patroon hier! – omdat ze ook gewoon ouder is. Vieux Quebec is ook Unesco werelderfgoed.
Eerst ging het al wat bergop, naar de heuvel van de citadel. Vanop deze groene heuvel met monumenten hadden we een prachtig zicht op het stadscentrum met zijn hoogteverschillen, prominente gebouwen en vooral op de blauwe brede St Lawrence River. Heel indrukwekkend. De ligging van de stad is echt wel wauw. We liepen langs de wallen van de citadel terug richting ons hotel en de stadsomwalling/poorten, en begonnen met het verkennen van de kleine straatjes rondom het hotel, vaak veel bloemen/bloembakken in de voortuintjes via een route van geocaches. Uiteindelijk kwamen we zo via de toursitische straat St Louis terecht bij het hotel Frontenac. Je kan er niet echt naast kijken want het is een van de grootste gebouwen van de stad. Eerst tijd voor een koffiepauze op een klein terrasje en dan rondom het Frontenac alle pleintjes en parken verkend, met mooie monumenten, fonteinen en dergelijke. De andere toeristen waren ondertussen ook wakker want het was er druk. Voor het Frontenac lag het bekende Champlain monument, de stichter van de stad in 1608. En ook mooie vlinders gemaakt van planten, de Funiculair die naar de benedenstad gaat (wij zouden later gewoon via de straten/trappen gaan, viel ook mee!) en de start van de gigantisch grote boardwalk van bijna 500 meter de Terrasse Dufferin. Mooie uitzichten hier en wij gingen op het einde van de Terrasse de 310 trappen op (puf puf, gelukkig was er hier wat schaduw) van struiken tot de Cape Diamant onderaan de citadel. Wat een stad. Ondertussen was het wel etenstijd en we gingen gezien de drukte maar tijdig lunchen. Ik koos de D’Orsay pub uit, vlakbij de basiliek. Goede keuze! Een van de lekkerste maaltijden van de reis. Ik had een heerlijke Europees aandoende Spaghetti en Roel eindelijk nog eens mosselen. En creme brulee, mmmm. Helemaal happy! We zaten ook lekker relax aan het open raam.
Na deze heerlijke pauze ontdekten we het mooie Montmorency Park, dat ligt zo al wat op de afdaling naar de Basse-Ville en had ook al zo’n mooie uitzichten. Met kanonnen, die hebben ze op heel veel plaatsen in Quebec City neergezet. Boven de Porte Prescot kan je vanaf hier ook via trappen naar het Frontenac kasteel, maar daar maakten we rechtsomkeer want we wilden naar de Basse-Ville – dat deden we via de steile Cote de la Montagne wat ons ook langs de de bekende muurschildering bracht. Het was hier overal flink druk, met name bij de Place Royal (wel een mooi schattig pleintje met de Notre Dam Church en oude huizen vol plantenbakken) en de steegjes rondom. Aan de waterfront hadden we mooie uitzichten naar boven op de chateau Frontenac hoog boven ons. De bekende Rue due Petit-Champlain was super super druk en we vonden er ook een muurschildering. Om even van de drukte weg te zijn, was het nu tijd voor het geplande uitstapje naar de overkant, naar het stadje Levis. De overkant is de overkant van de 1 kilometer brede St Lawrence River. Daarvoor was er een leuke ferry (openbaar vervoer) – even haasten en daar gingen we. Vanop de rivier had je mooie uitzichten, ook op ander boten. In Levis kwamen we terecht in een groot park aan de voet van hoge kliffen. Veel fonteinen (splash park) hier en uitzichten op Quebec City aan de overkant. Het was heel heet dus eerst even bijtanken. Gelukkig vonden we na wat zoeken een plaats daarvoor: Microbrasserie (het woord gebruikt in deze streek voor Brewery) le Corsaire, waar we aan de toog elk een biertje dronken. Hun logo was iets met piraten – leuk! Er was nu geen ontkomen meer aan – naar boven gingen we via een steile straat, tot het grote park Terrasse du Chevalier-de-Levis met prieeltjes en uitzichten op Quebec City. En daarna bleven we op hoogte en crossten Levis zelf. Echt een woonstad met allemaal lage huizen. Tot we via de Escalier Rouge de kliffen weer afdaalden en langs de waterfront ons weer terug haastten naar de volgende ferry. We hadden flink wat (hoogte)meters gemaakt in Levis!
Terug in Quebec City wandelden we eerst onder de kliffen van de citadel voor een geocache, langs de opslagruimte voor boeien (leuk zicht) en daarna de andere kant uit, langs de cruise terminal (geen cruise schepen vandaag). We waren heel blij toen we een drankautomaat vonden (en wat Canadese dollars bijeen konden scharrelen, die heb je toch af en toe nodig) voor een flesje verfrissing. Zo kwamen we bij het park van de Old Port of Quebec en via steegjes in de binnenstad ging het kris kras verder langs geocachen. In een bepaalde straat zag je aangeduid tot waar vroeger de rivier kwam (verrassend) en we vonden ook de Harry Potter Alley – een steegje onderaan de kliffen langs de achterkant van huizen met allemaal houten staircases over.
Weer naar boven, puf puf (de warmste dag van de reis!), volgden we de stadsomwalling met uitzicht op de harbor terwijl de zon al begon onder te gaan. Er stonden weer heel wat kanonnen opgesteld. Via kleine steegjes kwamen we weer in omgeving van ons hotel terecht. Super druk hier overal, met wachtrijen bij alle restaurants. We kwamen ook in alle straatjes verschillende keren, omdat het echt een warrig stratenpatroon is in Quebec City, zoals het hoort in een historische stad. Wegens grote dorst maakten we nog een (prijzige) pauze in Cafe Maison Smith, voor enkele frisdrankjes. Uiteidenlijk aten we bij Cafe de Paris, waar ons in de ochtend als het bord van “2 mimosa’s voor 10$” was opgevallen. Heel denderend was het niet maar wel OK. Na nog een blokje om in de buurt van ons hotel, en verloren gelopen te zijn in de parkeergarage op zoek naar onze auto (niet gevonden), besloten we dat het nu echt wel genoeg geweest was en tijd om naar ons gelukkig heel comfortabele hotelkamer terug te keren.
Terug naar boven
Dag 3: Zondag 4 September 2022
Van: Quebec City, QC, CanadaVia: Parc de la Chute-Montmorency - Canyon St Anne - Charlevoix streek - Tadoussac
Naar: Tadoussac, QC, Canada
4 Sept 2022 – Quebec City (QB) > Tadoussac (QB). Via de canyons en watervallen van Charlevoix naar de Saguenay Fjord en onze eerste beluga’s – 250 km + ferry’tje
Na een klein ochtendwandelingetje, het overslaan van het hotel-ontbijt (te hectisch), uitchecken en deze keer onze auto wel gevonden te hebben (we gingen binnen via de auto ingang), reden we nog even langs het grote park in de suburbs voor een geocache en ontbijt bij La Maison Smith Belvedere koffiebar (ik nam een grote lekkere croissant). Tot onze verbazing hoorden we op het terras ineens Vlaams achter ons – een uitwisselingsstudente had haar eerste (eenzame) ochtend in Canada (ik had wel een beetje medelijden want ik denk dat ze nog wel wat eenzaam was). We schrokken ons trouwens weer een hoedje van de prijs, Quebec City is een dure stad. Onze eerste stop was niet ver: Parc de la Chute-Montmorency, oftewel de 83 meter hoge Montmorency waterval. Hoger dan de Niagara. Ik was niet blij dat je moest betalen voor ingang te voet (Roel zou mij beneden aan de falls wat later ophalen) maar alle natuur hier in Canada wordt hier blijkbaar toeristisch uitgebaat (een verschil met wat wij ondertussen in de US gewoon zijn). Maar het werd wel de moeite en mooi aangelegd. Er is ook een gondelbaan, een zipline en rotsklimmen, maar ik hield het bij de heel enge suspension bridge over het falpunt (brrr) en de wandeling naar beneden langs een kale helling over 500 trappen. Bovenaan de falls had ik ook een weids uitzicht op de St Lawrence River. Het is een natuurlijke waterval maar ze hebben er wel aan geprutst om het in controle te houden. Naast de grote waterval zijn er ook nog een aantal kleinere. Heel indrukwekkend natuurgeweld. Via de passerelle brug onderaan kwam ik bij het station (waar een toeristische trein vertrok) waar Roel mij weer oppikte.
Onze volgende stop was bij Canyon St-Anne. Potjandorie weer betalen en veel deze keer. Het was echt een soort grotten-van-han bedoening. Roel ging enkele caches doen terwijl ik na even twijfelen toch maar richting Canyon trok (en de speedy-kabelbaan sloeg ik weer over). Een serie watervallen deze keer in een erg indrukwekkende diepe canyon. Bij de ingang hadden ze ook een aantal grote dieren-houtsnijwerken neergezet die ik erg mooi vond. Over de canyon waren maar liefst 3 suspension bruggen. De eerste was een gewone, waar de canyon nog niet diep was. De tweede een hele hoge wiebelende en de derde een gekke metalen lager over het woeste water. De hemel was ondertussen opgeklaard en het was een prachtige groene omgeving en een fijn wandelpad met veel view platform boven het kolkende water. Op een gegeven moment zag ik ook een regenboog boven de falls. Een geslaagde stop!
We vervolgden onze route door de Charlevoix streek over glooiende beboste groene heuvels. De tijd was al voorbij gevlogen dus lunchtijd. Via google maps koos ik iets lokaal uit: Resto Entre Deux Monts (jaja alles is in Quebec in het Frans te doen). En amai dat was een toppertje. Heel simpel, veel locals, niet erg mooi zitten maar uitgebreide kaart en lekker gewoon goed eten. Roel vond vooral zijn poutine geweldig (frieten met vanalles op, de specialiteit van Quebec). We passeerden het toeristenplaatsje Baie St-Pau waar we een kleine rondwandeling maakten voor wat geocaches. Dit stadje staat in reisgidsen hoog aangeschreven maar wij vonden het vooral heel erg druk met file door het dorp, dus het ging verder. De bergen rondom ons werden hoger. Langs de highway stond het vol met borden die waarschuwden voor overstekende elanden; we zagen er natuurlijk geen een maar na New Foundland jaren geleden weten we dat elanden vooral in het donker toch wel een ding zijn. Interessant was de stop over de “Astrobleme de Charlevoix” – 400 miljoen jaar geleden creeerde een meteoor-van4.5km-inslag hier een gigantsich gat. De bergwanden die we zagen waren de kraterwanden. We cruisden voort en de highway die altijd al parallel naar de rivier had gelopen liep nu echt pal naast de blauwe en brede St Lawrence river waarbij de rivier estuaria erg mooi waren, zeker in combinatie met de mooie luchten en het vele groen. Op plekken waar de weg niet langs de rivier liep maar meer in het binnenland, waren er weer de groene bergen vol dennenbomen en mooie meertjes.
Daar waren we dan bij de Saguenay Fjord, een brede en diepe fjord die in de St Lawrence rivier stroomt (die hier heel breed is). Door de verschillende stromen die hier botsen een hot-spot voor allerlei soorten walvissen en met name bekend voor de belgua’s, een witte walvis (grote dolfijn) die ik al zo lang graag eens wilde zien! Pointe-Noire was het eerste “Interpretation and Observation center” dat we tegenkwamen (de portefeuille kon weer bovengehaald worden). Mooi aangelegd op de kliffen boven de fjord met wandelpaden en uitkijkplatform langs de helling. Behalve een mooi uitzicht op de hele knappe fjord (deed me wat aan Alaska denken) zag ik niks. Tot plots consternatie (de beste manier om wilde dieren te zien is altijd andere mensen in de gaten houden) en jaja, witte bollende stipjes in de rivier: beluga’s! Er waren er verschillende en hoewel heel ver af toch erg duidelijk. Om eerlijk te zijn, je zag de beluga’s natuurlijk ook buiten de ingang van het Poine-Noire. Echte slimmerds, die Canadezen. Aan de overkant van de fjord zag je ook onze volgende overnachtingsplaats al liggen: Tadoussac! De weg daalde naar het vertrekpunt van de ferry: er is hier geen brug en om verder te kunnen moet je ofwel heel ver (uren) omrijden rond de fjord ofwel deze gratis ferry nemen – er vaarden twee schepen heel de tijd op en neer. We konden er meteen op; dat ging vlotjes en het was een leuke scenic korte overtocht. Daar was Tadoussac! Eerst even inchecken in het hotel (wordt vervolgd! Het was nogal verdacht dat op onze hotelsleutel een andere nummer stond dan op mijn receipt maar de receptionist lachte mij uit toen ik het vroeg). En dan op naar het kleine centrum. Zondag op een verlengd weekend, het was dus erg druk, maar geniepige Roel wist een van de beste parkeerplekjes te bemachtigen, langs de waterfront. De cutie factor van Tadoussac is hoog, met een mooi aangelegd boardwalk in de baai, bij de marina en het strand, gekleurde huisjes en het opvallende (wit met rood dak en torentjes) hotel Tadoussac, alles omgeven door de groene bergen. Het weer was gewoonweg schitterend met fotogenieke wolkjes die weerspiegelden in het bijna rimpeloze fjord en rivier water. Dat is vast wel eens anders hier! We hadden nog maar een voet op de boardwalk gezet toen we bij het uiteinde van de haven een walvisvin zagen! Wauw! Ik was meteen grote Tadoussac-fan!
Op het gemakje wandelden we langs het beluga-museum (niet bezocht maar buiten stonden leuke beluga beelden), de mooie rotsen met bijzondere strepen en bolle keien, de trail naar Pointe-d’Islet, een leuk rondje over de granietrotsen en via trappen door de vegetatie van sparretjes en struiken met bessen. Vanaf de graniet-rotsen zagen we whales (minke whales, op een gegeven moment ook erg dichtbij), de witte beluga ruggen en ook zeehondjes (harbor seals). Ik vond het geweldig! Ik vond ook een zeester op de rotsen. De stilaan ondergaande zon maakte het geheel nog mooier. Langs de marina wandelden we terug. Weeral etenstijd (we waren al weer enthoesiast als grote fans van de Canadese keuken!)! Overal stonden lange wachtrijden en de brouwerij had geen eten (we beloofden later terug te komen). Het terras waar we wel een plekje vonden, liepen we al snel al heel hard van weg toen we de menu kaart (en de prijzen) zagen. Gelukkig was er wel een epicerie (supermarktje) en die was een positive verrassing: een goede keuze van verse broodjes en slaatjes. Content en met een fles mimosa wijn gingen we dus terug naar de boardwalk, en hadden een picnic bij de prachtige zonsondergang onder een van de prieeltjes, met zeehondjes die voor onze neus zwommen. Heerlijk! Het werd wel een beetje gek toen de verlichtinh van het prieeltje een kleurenshow bleek, haha. Na onze picnic gingen we zoals beloofd terug naar de microbrasserie (brewery) om op de whales te klinken.
Zo was het toch al weer behoorlijk laat eer we in ons hotelletje waren (gelukkig dus in het dorp). Eerst vonden we niet waar we moesten parkeren. Toen werkte onze sleutel niet om in het gebouw te komen en bleek er nog een ander gebouw te zijn en toen tada, verrassing, bleek er al iemand in ons bed te liggen. Zucht. Zie je wel, verkeerde kamersleutel meegekregen. Gelukkig pakte er iemand op toen ik het noodnummer belden en werd de juiste sleutel gebracht zodat we op onze kamer op de derde verdieping met groot balkon konden. We waren niet echt tevreden hotel-belgua klanten maar gelukkig wel het grootste deel van de kamerprijs teruggekregen.
Hotel: Hotel Le Beluga in Tadoussac, waar je als verrassing al nieuwe vrienden erbij krijgt op je kamer
Na een klein ochtendwandelingetje, het overslaan van het hotel-ontbijt (te hectisch), uitchecken en deze keer onze auto wel gevonden te hebben (we gingen binnen via de auto ingang), reden we nog even langs het grote park in de suburbs voor een geocache en ontbijt bij La Maison Smith Belvedere koffiebar (ik nam een grote lekkere croissant). Tot onze verbazing hoorden we op het terras ineens Vlaams achter ons – een uitwisselingsstudente had haar eerste (eenzame) ochtend in Canada (ik had wel een beetje medelijden want ik denk dat ze nog wel wat eenzaam was). We schrokken ons trouwens weer een hoedje van de prijs, Quebec City is een dure stad. Onze eerste stop was niet ver: Parc de la Chute-Montmorency, oftewel de 83 meter hoge Montmorency waterval. Hoger dan de Niagara. Ik was niet blij dat je moest betalen voor ingang te voet (Roel zou mij beneden aan de falls wat later ophalen) maar alle natuur hier in Canada wordt hier blijkbaar toeristisch uitgebaat (een verschil met wat wij ondertussen in de US gewoon zijn). Maar het werd wel de moeite en mooi aangelegd. Er is ook een gondelbaan, een zipline en rotsklimmen, maar ik hield het bij de heel enge suspension bridge over het falpunt (brrr) en de wandeling naar beneden langs een kale helling over 500 trappen. Bovenaan de falls had ik ook een weids uitzicht op de St Lawrence River. Het is een natuurlijke waterval maar ze hebben er wel aan geprutst om het in controle te houden. Naast de grote waterval zijn er ook nog een aantal kleinere. Heel indrukwekkend natuurgeweld. Via de passerelle brug onderaan kwam ik bij het station (waar een toeristische trein vertrok) waar Roel mij weer oppikte.
Onze volgende stop was bij Canyon St-Anne. Potjandorie weer betalen en veel deze keer. Het was echt een soort grotten-van-han bedoening. Roel ging enkele caches doen terwijl ik na even twijfelen toch maar richting Canyon trok (en de speedy-kabelbaan sloeg ik weer over). Een serie watervallen deze keer in een erg indrukwekkende diepe canyon. Bij de ingang hadden ze ook een aantal grote dieren-houtsnijwerken neergezet die ik erg mooi vond. Over de canyon waren maar liefst 3 suspension bruggen. De eerste was een gewone, waar de canyon nog niet diep was. De tweede een hele hoge wiebelende en de derde een gekke metalen lager over het woeste water. De hemel was ondertussen opgeklaard en het was een prachtige groene omgeving en een fijn wandelpad met veel view platform boven het kolkende water. Op een gegeven moment zag ik ook een regenboog boven de falls. Een geslaagde stop!
We vervolgden onze route door de Charlevoix streek over glooiende beboste groene heuvels. De tijd was al voorbij gevlogen dus lunchtijd. Via google maps koos ik iets lokaal uit: Resto Entre Deux Monts (jaja alles is in Quebec in het Frans te doen). En amai dat was een toppertje. Heel simpel, veel locals, niet erg mooi zitten maar uitgebreide kaart en lekker gewoon goed eten. Roel vond vooral zijn poutine geweldig (frieten met vanalles op, de specialiteit van Quebec). We passeerden het toeristenplaatsje Baie St-Pau waar we een kleine rondwandeling maakten voor wat geocaches. Dit stadje staat in reisgidsen hoog aangeschreven maar wij vonden het vooral heel erg druk met file door het dorp, dus het ging verder. De bergen rondom ons werden hoger. Langs de highway stond het vol met borden die waarschuwden voor overstekende elanden; we zagen er natuurlijk geen een maar na New Foundland jaren geleden weten we dat elanden vooral in het donker toch wel een ding zijn. Interessant was de stop over de “Astrobleme de Charlevoix” – 400 miljoen jaar geleden creeerde een meteoor-van4.5km-inslag hier een gigantsich gat. De bergwanden die we zagen waren de kraterwanden. We cruisden voort en de highway die altijd al parallel naar de rivier had gelopen liep nu echt pal naast de blauwe en brede St Lawrence river waarbij de rivier estuaria erg mooi waren, zeker in combinatie met de mooie luchten en het vele groen. Op plekken waar de weg niet langs de rivier liep maar meer in het binnenland, waren er weer de groene bergen vol dennenbomen en mooie meertjes.
Daar waren we dan bij de Saguenay Fjord, een brede en diepe fjord die in de St Lawrence rivier stroomt (die hier heel breed is). Door de verschillende stromen die hier botsen een hot-spot voor allerlei soorten walvissen en met name bekend voor de belgua’s, een witte walvis (grote dolfijn) die ik al zo lang graag eens wilde zien! Pointe-Noire was het eerste “Interpretation and Observation center” dat we tegenkwamen (de portefeuille kon weer bovengehaald worden). Mooi aangelegd op de kliffen boven de fjord met wandelpaden en uitkijkplatform langs de helling. Behalve een mooi uitzicht op de hele knappe fjord (deed me wat aan Alaska denken) zag ik niks. Tot plots consternatie (de beste manier om wilde dieren te zien is altijd andere mensen in de gaten houden) en jaja, witte bollende stipjes in de rivier: beluga’s! Er waren er verschillende en hoewel heel ver af toch erg duidelijk. Om eerlijk te zijn, je zag de beluga’s natuurlijk ook buiten de ingang van het Poine-Noire. Echte slimmerds, die Canadezen. Aan de overkant van de fjord zag je ook onze volgende overnachtingsplaats al liggen: Tadoussac! De weg daalde naar het vertrekpunt van de ferry: er is hier geen brug en om verder te kunnen moet je ofwel heel ver (uren) omrijden rond de fjord ofwel deze gratis ferry nemen – er vaarden twee schepen heel de tijd op en neer. We konden er meteen op; dat ging vlotjes en het was een leuke scenic korte overtocht. Daar was Tadoussac! Eerst even inchecken in het hotel (wordt vervolgd! Het was nogal verdacht dat op onze hotelsleutel een andere nummer stond dan op mijn receipt maar de receptionist lachte mij uit toen ik het vroeg). En dan op naar het kleine centrum. Zondag op een verlengd weekend, het was dus erg druk, maar geniepige Roel wist een van de beste parkeerplekjes te bemachtigen, langs de waterfront. De cutie factor van Tadoussac is hoog, met een mooi aangelegd boardwalk in de baai, bij de marina en het strand, gekleurde huisjes en het opvallende (wit met rood dak en torentjes) hotel Tadoussac, alles omgeven door de groene bergen. Het weer was gewoonweg schitterend met fotogenieke wolkjes die weerspiegelden in het bijna rimpeloze fjord en rivier water. Dat is vast wel eens anders hier! We hadden nog maar een voet op de boardwalk gezet toen we bij het uiteinde van de haven een walvisvin zagen! Wauw! Ik was meteen grote Tadoussac-fan!
Op het gemakje wandelden we langs het beluga-museum (niet bezocht maar buiten stonden leuke beluga beelden), de mooie rotsen met bijzondere strepen en bolle keien, de trail naar Pointe-d’Islet, een leuk rondje over de granietrotsen en via trappen door de vegetatie van sparretjes en struiken met bessen. Vanaf de graniet-rotsen zagen we whales (minke whales, op een gegeven moment ook erg dichtbij), de witte beluga ruggen en ook zeehondjes (harbor seals). Ik vond het geweldig! Ik vond ook een zeester op de rotsen. De stilaan ondergaande zon maakte het geheel nog mooier. Langs de marina wandelden we terug. Weeral etenstijd (we waren al weer enthoesiast als grote fans van de Canadese keuken!)! Overal stonden lange wachtrijden en de brouwerij had geen eten (we beloofden later terug te komen). Het terras waar we wel een plekje vonden, liepen we al snel al heel hard van weg toen we de menu kaart (en de prijzen) zagen. Gelukkig was er wel een epicerie (supermarktje) en die was een positive verrassing: een goede keuze van verse broodjes en slaatjes. Content en met een fles mimosa wijn gingen we dus terug naar de boardwalk, en hadden een picnic bij de prachtige zonsondergang onder een van de prieeltjes, met zeehondjes die voor onze neus zwommen. Heerlijk! Het werd wel een beetje gek toen de verlichtinh van het prieeltje een kleurenshow bleek, haha. Na onze picnic gingen we zoals beloofd terug naar de microbrasserie (brewery) om op de whales te klinken.
Zo was het toch al weer behoorlijk laat eer we in ons hotelletje waren (gelukkig dus in het dorp). Eerst vonden we niet waar we moesten parkeren. Toen werkte onze sleutel niet om in het gebouw te komen en bleek er nog een ander gebouw te zijn en toen tada, verrassing, bleek er al iemand in ons bed te liggen. Zucht. Zie je wel, verkeerde kamersleutel meegekregen. Gelukkig pakte er iemand op toen ik het noodnummer belden en werd de juiste sleutel gebracht zodat we op onze kamer op de derde verdieping met groot balkon konden. We waren niet echt tevreden hotel-belgua klanten maar gelukkig wel het grootste deel van de kamerprijs teruggekregen.
Hotel: Hotel Le Beluga in Tadoussac, waar je als verrassing al nieuwe vrienden erbij krijgt op je kamer
Terug naar boven
Dag 4: Maandag 5 September 2022
Van: Tadoussac, QC, CanadaVia: Tadoussac whale trip - ferries - Chute in Riviere-du-Loup
Naar: Grand Falls, NB, Canada
5 Sept 2022 –Tadoussac (QC) > Grand Falls (NB). Veel boot en ferry tijd, en heel veel walvissen – 180 km + 2 ferry’s
We stonden op tegen dat het licht werd, in wat uiteindelijk toch wel het minst goede hotel van de reis was (de rest was allemaal top) en vertrokken al wandelend vanuit ons hotel op pad in Tadoussac. De bakkerij ging pas open om half 7 dus eerst wandelden we tot aan de ferry voor enkele geocaches. Eentje lag bij een meer met een soort staircase/boardwalk en een dammetje. Heel mooi. De houten trappen waren in reparatie (wij waren er toch op gegaan) en het bleek dat de alternatieve route met pijlen op de grond gespoten was, haha, heel grappig. De andere kant op volgden we “sentier de la coup”. Dat was een leuke verrassing! Een pad en boardwalks leidde naar een beboste heuvel met schitterende uitzichten op het fjord. En daar zagen we al heel vroeg ’s morgens de eerste witte ruggen van de beluga’s en een walvis. Prachtige plek en weeral ontdekt dankzij geocaching. Het bakkerijtje was op de terugweg open en op het terrasje aten we een (weeral duur) ontbijtje met croissant en chocolade broodje en koffie. Omdat ik een reservering had voor een walvistrip bleven we in de buurt van Tadoussac voor enkele geocaches, in het centrum en bij de Dunes, heel hoge duinen langs de St Lawrence, voor Roel (die bedankt liever voor begeleide activiteiten) mij afdropte bij het strand van Tadoussac. Om 9u zou mijn walvistrip met Tadoussac Autrement beginnen. De boot kwam pas een minuutje vooraf toe. Blijkbaar is dit de enige firma die nog niet is overgenomen of weggeconcureerd door de grotere firma die hier alle tours uitvoert en ze mogen ook enkel vertrekken vanaf het strand. Ik vroeg met af hoe dat ging gaan en het ging als volgt: de voorkant (punt) van de boot had een trap die werd uitgevouwen en de boot kwam half op het strand. Om te vertrekken moesten alle passagiers op het andere einde van de boot gaan staan zodat we wegkonden. Het was een gekke boot, een soort gepimpte comfortabele zodiac. De boot was “vol” (24 personen) maar toch was er veel plaats om rond te lopen, op het achterdek en binnen met ramen die je kon openschuiven. De stoelen waren gerecycleerde vliegtuigstoelen, haha.
We waren nog maar net vertrokken toen er een minke whale (dwergvinvis) naast de boot zwom. En zo ging het maar door, het bulkt hier echt van de walvissen. We zagen de beluga’s, maar weer van erg ver weg. De gids (die niet heel de tijd door een micro praatte zoals gebruikelijk is op dit soort tours, maar rondkwam en met de mensen babbeltjes maakte) vertelde dat er 400 meter afstand gehouden moest worden van de beluga’s en dat als een beluga dicht kwam je er van weg moest varen. Amai, ze worden wel erg goed beschermd. Het leek mij wat overdreven maar bon, om beluga’s te zien moet je dus niet op tours meegaan. Je ziet ze beter van op de kant, van hogeraf. Heel leuk was toen onze boot te midden van een hele grote groep actieve Grey Seals kwam, die waren zeer actief aan het jagen, en kwamen erg dichtbij. Zo’n leuke beesten en ze zijn behoorlijk groot. Vervolgens werd er (ik denk dat elke tour dat doet) koers gezet naar een dieper stuk rivier, ook langs de oever, waar blijkbaar de grote whales altijd zitten. Onderweg zag ik verschillende harbour porpoises, dat zijn de kleinste walvisachtigen die je hier kan zien. Ze waren bijzonder vlug en inderdaad klein (kleiner dan de dolfijnen in New Jersey hoewel het ook een soort dolfijnen is). En daar waren we dan bij de humpback whales. Nu heb ik al zo vaak humpback whales gezien, dus ik was niet heel erg onder de indruk. Ze komen maar enkele keren boven, dan zie je de staart en dan blijven ze langer weg. Zo lagen we hier dus langere tijd op het water, kijkend naar de porpoises en speurend naar wanneer de humpback weer te voorschijn kwam. Ik denk dat we 5 keer een staart gezien hebben en ik drukte 5 keer mijn nieuwe camera op het juiste moment af. Roel was ondertussen hier ook ergens aan het cachen maar dan op land en had ook veel whales gezien! Tijd om in volle vaart terug te gaan naar Tadoussac, en we zagen weer beluga’s en minke’s, voor het opdezelfde grappige manier tijd was om af te boot het strand op te gaan waar Roel mij opwachtte. Het was een zeer goede trip.
Roel was ondertussen redelijk gestresst. Hij had heel lang moeten file rijden om tot bij mij te geraken want er stond uren file naar de ferry naar de overkant van de fjord die we dus weer moesten nemen om hier weg te raken. We moesten namelijk aan de overkant van de St Lawrence rivier geraken. Dat kon met drie ferries. Twee daarvan ten oosten van Tadoussac maar hun tijdschedule stond mij niet aan en ik had die dus niet gereserveerd en ondertussen waren ze vol. De andere ten westen maar die kan je niet op voorhand boeken en daar moesten wij dus heen. Zucht. Had ik toch maar gereserveerd. Er zat niets anders op dan meteen in de file te gaan staan. Eerst kochten we weer lunch in de epicerie en toen hup de file in. Die had lokale lanes (zo was Roel tot bij mij geraakt) en er werd streng op toegezien dat niemand via het dorp voorstak. We vonden het wel grappig om deze georganiseerde chaos te bekijken. Tip: ga niet op labourday naar Tadoussac, te veel mensen moeten er dus weg op het einde van hun verlengd weekend. Al bij al geraakten we na wat aanschuiven toch vrij vlot op de ferry. We hebben alleszins minder als een uur in de file gestaan. De twee ferrietjes deden flink hun best! Ik hoopte natuurlijk op beluga’s op de ferry over het fjord maar helaas. Zo gauw we veilig en wel aan de overkant van de Saguenay fjord geraakt waren, was het tijd voor de lunchpicnic, op de rotsen bij de turnout onder Pointe Noire. En het was een toplunch. Ten eerste was mijn broodje dat ze vers voor me gemaakt hadden erg lekker – ten tweede zaten er veel beluga’s in de fjord! Misschien wel onze beste observaties! Na lang kijken deed het me toch wel hartzeer deze leuke beesten – waar ik zo naar uitgekeken had – achter ons te laten maar we moesten voort. We konden geen risico nemen om de First Come First Serve ferry van San Simeon naar Rivier-du-Loup te missen - die ging om half 5. Na twee geocaches waren we uiteindelijk ongeveer twee uur te vroeg ingechecken. Oef. We konden mee (uiteindelijk hadden we ook gerust wat later kunnen toekomen maar je weet maar nooit, online had ik veel verhalen gelezen van toeristen die uren moesten wachten) en wandelden rondom de dokken bij de prachtige baai en berg op naar het koffiehuis/bar van San Simeon voor een getapt biertje op het terras.
Uiteindelijk moesten we ook terug in onze auto nog lang wachten. De ferry kwam te laat toe en ze waren hier helemaal niet vlot in het op-en afrijden. Ik denk dat er enkele campers (vaak belachelijk groot) niet goed durfden manoevreren of last hadden met de hellingsgraad (te laag getij). Na veel geduld was het dan eindelijk onze beurt, joepie. Ze deden hier heel erg hun best om zoveel mogelijk auto’s er op te krijgen! Vanop het dek zagen we later hoe ze de laatste auto’s er op puzzelden. De jeep die als laatste opgeroepen werd, moest uiteindelijk achteruit (wat sneu) en in de plaats kwam er nog een kleine Mini het laatste gaatje vullen. Best wel grappig. De rest van de 75 minuten durende overtocht (zo breed is de St Lawrence hier) besteedden we op het dek (frisjes en veel wind). De boot ging om een groot eiland heen en jaja we zagen nog enkele beluga’s, joepie! Toen we dan eidelijk met veel vertraging toekwamen in Riviere-du-loupe was het al bijna donker helaas. We gingen nog even kijken bij hun falls door een mooie ravijn en vonden nog een hapje te eten als allerlaatste klant bij hun lokale frituur. Dat noemt hier Casse-Croute. Ik was blij toen ik kroketten op de menu zag staan maar helaas het waren chicken nuggets boehoe! Roel nam weer poetine maar die kon blijkbaar niet op tegen die van gisteren. Na nog twee uren rijden in het donker op een nogal lege interstate met moose-waarschuwingsborden gingen we de grens met New Brunswick over (de klok ging een uur vooruit) en arriveerden we bij ons hotel. We werden vriendelijk onthaald en kregen een grote nette kamer. Bedtijd!
Hotel: Rodeway Inn Grand Falls. Aanrader en niet duur.
We stonden op tegen dat het licht werd, in wat uiteindelijk toch wel het minst goede hotel van de reis was (de rest was allemaal top) en vertrokken al wandelend vanuit ons hotel op pad in Tadoussac. De bakkerij ging pas open om half 7 dus eerst wandelden we tot aan de ferry voor enkele geocaches. Eentje lag bij een meer met een soort staircase/boardwalk en een dammetje. Heel mooi. De houten trappen waren in reparatie (wij waren er toch op gegaan) en het bleek dat de alternatieve route met pijlen op de grond gespoten was, haha, heel grappig. De andere kant op volgden we “sentier de la coup”. Dat was een leuke verrassing! Een pad en boardwalks leidde naar een beboste heuvel met schitterende uitzichten op het fjord. En daar zagen we al heel vroeg ’s morgens de eerste witte ruggen van de beluga’s en een walvis. Prachtige plek en weeral ontdekt dankzij geocaching. Het bakkerijtje was op de terugweg open en op het terrasje aten we een (weeral duur) ontbijtje met croissant en chocolade broodje en koffie. Omdat ik een reservering had voor een walvistrip bleven we in de buurt van Tadoussac voor enkele geocaches, in het centrum en bij de Dunes, heel hoge duinen langs de St Lawrence, voor Roel (die bedankt liever voor begeleide activiteiten) mij afdropte bij het strand van Tadoussac. Om 9u zou mijn walvistrip met Tadoussac Autrement beginnen. De boot kwam pas een minuutje vooraf toe. Blijkbaar is dit de enige firma die nog niet is overgenomen of weggeconcureerd door de grotere firma die hier alle tours uitvoert en ze mogen ook enkel vertrekken vanaf het strand. Ik vroeg met af hoe dat ging gaan en het ging als volgt: de voorkant (punt) van de boot had een trap die werd uitgevouwen en de boot kwam half op het strand. Om te vertrekken moesten alle passagiers op het andere einde van de boot gaan staan zodat we wegkonden. Het was een gekke boot, een soort gepimpte comfortabele zodiac. De boot was “vol” (24 personen) maar toch was er veel plaats om rond te lopen, op het achterdek en binnen met ramen die je kon openschuiven. De stoelen waren gerecycleerde vliegtuigstoelen, haha.
We waren nog maar net vertrokken toen er een minke whale (dwergvinvis) naast de boot zwom. En zo ging het maar door, het bulkt hier echt van de walvissen. We zagen de beluga’s, maar weer van erg ver weg. De gids (die niet heel de tijd door een micro praatte zoals gebruikelijk is op dit soort tours, maar rondkwam en met de mensen babbeltjes maakte) vertelde dat er 400 meter afstand gehouden moest worden van de beluga’s en dat als een beluga dicht kwam je er van weg moest varen. Amai, ze worden wel erg goed beschermd. Het leek mij wat overdreven maar bon, om beluga’s te zien moet je dus niet op tours meegaan. Je ziet ze beter van op de kant, van hogeraf. Heel leuk was toen onze boot te midden van een hele grote groep actieve Grey Seals kwam, die waren zeer actief aan het jagen, en kwamen erg dichtbij. Zo’n leuke beesten en ze zijn behoorlijk groot. Vervolgens werd er (ik denk dat elke tour dat doet) koers gezet naar een dieper stuk rivier, ook langs de oever, waar blijkbaar de grote whales altijd zitten. Onderweg zag ik verschillende harbour porpoises, dat zijn de kleinste walvisachtigen die je hier kan zien. Ze waren bijzonder vlug en inderdaad klein (kleiner dan de dolfijnen in New Jersey hoewel het ook een soort dolfijnen is). En daar waren we dan bij de humpback whales. Nu heb ik al zo vaak humpback whales gezien, dus ik was niet heel erg onder de indruk. Ze komen maar enkele keren boven, dan zie je de staart en dan blijven ze langer weg. Zo lagen we hier dus langere tijd op het water, kijkend naar de porpoises en speurend naar wanneer de humpback weer te voorschijn kwam. Ik denk dat we 5 keer een staart gezien hebben en ik drukte 5 keer mijn nieuwe camera op het juiste moment af. Roel was ondertussen hier ook ergens aan het cachen maar dan op land en had ook veel whales gezien! Tijd om in volle vaart terug te gaan naar Tadoussac, en we zagen weer beluga’s en minke’s, voor het opdezelfde grappige manier tijd was om af te boot het strand op te gaan waar Roel mij opwachtte. Het was een zeer goede trip.
Roel was ondertussen redelijk gestresst. Hij had heel lang moeten file rijden om tot bij mij te geraken want er stond uren file naar de ferry naar de overkant van de fjord die we dus weer moesten nemen om hier weg te raken. We moesten namelijk aan de overkant van de St Lawrence rivier geraken. Dat kon met drie ferries. Twee daarvan ten oosten van Tadoussac maar hun tijdschedule stond mij niet aan en ik had die dus niet gereserveerd en ondertussen waren ze vol. De andere ten westen maar die kan je niet op voorhand boeken en daar moesten wij dus heen. Zucht. Had ik toch maar gereserveerd. Er zat niets anders op dan meteen in de file te gaan staan. Eerst kochten we weer lunch in de epicerie en toen hup de file in. Die had lokale lanes (zo was Roel tot bij mij geraakt) en er werd streng op toegezien dat niemand via het dorp voorstak. We vonden het wel grappig om deze georganiseerde chaos te bekijken. Tip: ga niet op labourday naar Tadoussac, te veel mensen moeten er dus weg op het einde van hun verlengd weekend. Al bij al geraakten we na wat aanschuiven toch vrij vlot op de ferry. We hebben alleszins minder als een uur in de file gestaan. De twee ferrietjes deden flink hun best! Ik hoopte natuurlijk op beluga’s op de ferry over het fjord maar helaas. Zo gauw we veilig en wel aan de overkant van de Saguenay fjord geraakt waren, was het tijd voor de lunchpicnic, op de rotsen bij de turnout onder Pointe Noire. En het was een toplunch. Ten eerste was mijn broodje dat ze vers voor me gemaakt hadden erg lekker – ten tweede zaten er veel beluga’s in de fjord! Misschien wel onze beste observaties! Na lang kijken deed het me toch wel hartzeer deze leuke beesten – waar ik zo naar uitgekeken had – achter ons te laten maar we moesten voort. We konden geen risico nemen om de First Come First Serve ferry van San Simeon naar Rivier-du-Loup te missen - die ging om half 5. Na twee geocaches waren we uiteindelijk ongeveer twee uur te vroeg ingechecken. Oef. We konden mee (uiteindelijk hadden we ook gerust wat later kunnen toekomen maar je weet maar nooit, online had ik veel verhalen gelezen van toeristen die uren moesten wachten) en wandelden rondom de dokken bij de prachtige baai en berg op naar het koffiehuis/bar van San Simeon voor een getapt biertje op het terras.
Uiteindelijk moesten we ook terug in onze auto nog lang wachten. De ferry kwam te laat toe en ze waren hier helemaal niet vlot in het op-en afrijden. Ik denk dat er enkele campers (vaak belachelijk groot) niet goed durfden manoevreren of last hadden met de hellingsgraad (te laag getij). Na veel geduld was het dan eindelijk onze beurt, joepie. Ze deden hier heel erg hun best om zoveel mogelijk auto’s er op te krijgen! Vanop het dek zagen we later hoe ze de laatste auto’s er op puzzelden. De jeep die als laatste opgeroepen werd, moest uiteindelijk achteruit (wat sneu) en in de plaats kwam er nog een kleine Mini het laatste gaatje vullen. Best wel grappig. De rest van de 75 minuten durende overtocht (zo breed is de St Lawrence hier) besteedden we op het dek (frisjes en veel wind). De boot ging om een groot eiland heen en jaja we zagen nog enkele beluga’s, joepie! Toen we dan eidelijk met veel vertraging toekwamen in Riviere-du-loupe was het al bijna donker helaas. We gingen nog even kijken bij hun falls door een mooie ravijn en vonden nog een hapje te eten als allerlaatste klant bij hun lokale frituur. Dat noemt hier Casse-Croute. Ik was blij toen ik kroketten op de menu zag staan maar helaas het waren chicken nuggets boehoe! Roel nam weer poetine maar die kon blijkbaar niet op tegen die van gisteren. Na nog twee uren rijden in het donker op een nogal lege interstate met moose-waarschuwingsborden gingen we de grens met New Brunswick over (de klok ging een uur vooruit) en arriveerden we bij ons hotel. We werden vriendelijk onthaald en kregen een grote nette kamer. Bedtijd!
Hotel: Rodeway Inn Grand Falls. Aanrader en niet duur.
Terug naar boven
Dag 5: Dinsdag 6 September 2022
Van: Grand Falls, NB, CanadaVia: Grand Falls - Four Falls - Hartman covered bridge - Frederic Ton - Hopewell Rocks
Naar: Shepody Bay (Hopewell Rocks), NB, Canada
6 Sept 2022 – Grand Falls (NB) > Shepody Bay (NB). Door het groene binnenland van New Brunswick naar de rode rotseilanden – 370 km
Een andere tijdszone dus het werd later licht. In ons hotel dat buiten het centrum lag stond ons een heel goed ontbijt te wachten – toch beter dan het gemiddelde Amerikaanse standaard-motel-ontbijt die we meestal overslagen en onze norm van goed ligt dus nogal laag. Op echte borden met echt bestek – dat zou een constante zijn deze reis en we waren daar blij mee. Dit hotel had ook de grappige set up dat je voor de deur kon parkeren en binnengaan, maar ook een deur en binnen-gang langs de andere kant had. We waren fan, hoewel het er langs van buiten somber uit zag. Het weer zag er ook somber uit – dichte mist en brrr koud. Roel vond het met wat zin voor overdrijving super koud en deed trui en jas aan op ons eerste korte geocache wandelingetje. Het weer begon al wat op te trekken toen we richting centrum van Grand Falls gingen om de naamgever van het stadje van wat dichterbij te gaan bekijken. Een hele diepe kloof en hele grote waterval gebruikt ook als krachtcentrale denk ik. We wandelden langs de falls met regenboog en ook in de andere richting (over een camping...) naar uitzichtpunten over de kloof. De officiele attractie met trappen naar beneden was al closed for the season. Jaja sinds gisteren was labor day voorbij en de scholen weer open, dus hoera eindelijk rust. Wat ons hier wandelend ook opviel is dat je hier meer soorten eekhoorns hebt dan bij ons in NJ – ook kleinere bruine, rode en zwarte. Ondertussen was de hemel helemaal blauw geworden en namen we ook een kijkje aan de andere kant van de falls bij het (nog gesloten) visitor center, waar je het beste zicht had. Zelfs op een vertikale regenboog boven de falls! Een laatste stop in Grand Falls was de Tim Hortons – een hele populaire stop voor ons deze vakantie voor lekkere en goedkope koffies en refreshers. Mmmm. En zo waren we klaar voor het aanvangen van een lange lange rit.
Een lange rit dwars door het groene binnenland van New Brunswick, de Saint John River Valley volgend, over een bijna lege autostrade. Heel heel groen en mooi. Met uiteraard weer de nodige moose waarschuwingsborden, waarvoor ook een grote hoge schutting was neergezet parallel aan de autostrade. Hier en daar waren er nog mysterieuze flarden mist tussen de heuvels maar het weer was zoals elke dag weer perfect. Omwille van de grote af te leggen afstand probeerden we niet al te veel stops te maken. Een van die stops was Four Falls. Een lange waterval in etages en een korte wandeling bracht ons tot een goed verstopte in verschillende delen gesplitste waterval. Boven de weg was nog een soort kapotte stuwdam. Mooie setting. Een volgende stop was Hartman, voor de “longest covered bridge in the world” – 400 meter langs en hoewel wij al lang covered-bridgen-verzadigd zijn was deze toch behoorlijk indrukwekkend, en ja we moesten er bijna heel de lengte te voet over (>400 meter) voor een geocache. Het voetpad op de brug was gelukkig afgescheiden van het autogedeelte. De riviervallei zelf was ook erg mooi. We gingen ook even piepen in het toeristenbureautje met klein winkeltje. Hierna was het weer tijd voor een langer stuk rijden. We reden tot in de buurt van de hoofdstad van New Brunswick, Fredericton, en besloten dit stadje te verkennen aan de hand van 7 geocaches voor een geotour met zwarten/slavernij thema. Op zicht was er niet bijzonder veel te zien op de stops omdat ze nogal rondom het stadje lagen, behalve eenmaal en bijzonder koddig kerkje, en we staken er relatief veel tijd in, maar bon het betekende wel dat we in Fredericton onze geocoin-beloning konden gaan ophalen, dus we parkeerden in het centrum (joepie gelegenheid om ons kleingeld kwijt te raken want de parkeermeter lust dat wel) voor een wandelingetje door het best wel mooie oude centrum. Het was ondertussen al later dan gepland – lunchtijd en dat werd deze keer in 510 Kitchen & Bar, aan de toog. Daarna gingen we vlot door naar de city hall, want daar was onze coin te krijgen in ruil voor de punch-kaart van de geotour. Joepie!
Zo vatten we het laatste deel van onze rit aan, toch nog een kleine 2 uur naar de kust en het laatste stuk was erg mooi langs een baai waar het rode slijk nog zichtbaar was – het was dus nog niet volledig hoogtij. We waren gehaast (jammer genoeg maar deze weg zouden we de dag erna sowieso terug rijden) want voor onze volgende stop waren we afhankeklijk van de getijden. We waren hier aan de Bay of Fundy – gekend voor de hoogste getijden verschillen ter wereld (tot 16 meter) en helaas werkte de timing niet echt mee (zowel niet ’s avonds als ’s ochtends ook niet met de overnachting die ik hier in de buurt geboekt had). In alle boeken en op alle websites wordt er aangeraden hier zowel bij hoog als laagtij te komen maar dat is eigenlijk bijna niet te doen. Laag tij is het bijzonderst want je wandelt dan op de zeebodem en in ons geval waren we al 2 tot 3 uur na laag tij. Om 5 min voor 6 kwamen we toe bij Hopewell Rocks. Ze sloten om 6 u maar we konden nog op de parking (nadat een van de medewerkers ons verzekerde dat de automatische slagboom ons er op eender welk tijdstip nog uit zou laten). En aangezien ze net sloten, konden we gratis naar binnen. Nog beter, iedereen haastte zich om te vertrekken omdat ze gingen sluiten. Hehe, gratis en alle volk ging weg. Perfect. We moesten nu nog wel een stuk wandelen door het bos (wetende dat we naast kliffen liepen) naar de bekende trappen. “Closed” en afgespannen maar geen probleem, na een bewonderende blik van bovenaf zagen we dat de grond onder de bekende flowerpot rocks (rode rotspillaren, wegeerodeerd van de mainland door de krachtige getijden hier, met bomen er op wat ze erg mooi maakt) nog bereikbaar waren. Perfect! Helemaal alleen konden we nog een uurtje rondlopen “op de zeebodem”, langs de kliffen, door een aantal arches en grotten en over de lege rode stranden al kwam het water wel flink op. Dat gaat ook bijzonder snel met steigingen van enkele meters per uur. We geraakten zelfs nog nipt tot bij de mooie Castle Cove. Al moesten we hier en daar wel afsnijden via de (afgesloten) stukken langs de kliffen. Toen we weggingen begon het water de flowerpot rocks toch al aan te raken. Overigens moest je wel oppassen waar je je voeten zetten; enkel op de stukken met rotsen of steentjes. Toen ik mijn voet zette op het rode natte zand dat er toch vrij hard uitzag: oeps! Tot mijn enkels er in. Gelukkig stonder er bovenaan de trappen schoen-schoomaak-stations met spuiters. In het bos bovenaan in het park vonden we ook nog een oudere geocache voor we in de beginnende schemer het wandelpad terugstapten. Onze auto stond helemaal alleen op de gigantisch grote parking – overdag moet het hier de hel zijn!
Enkele mijlen verder lag ons motelletje al; de Shepody Bay inn. De vader met dochtertje die voor het mooie witte gebouw (met appelboom voor) aan het badmintonnen was, bleek de eigenaar te zijn. We werden super vriendelijk onthaald maar gingen snel weer voort: honger! We reden met enkele tussenstops de mooie route langs idyllisch platteland parallel aan de baai, tot in het havenstadje Alma. Het was ondertussen helemaal donker maar gelukje het Octopus Garden Cafe was gespecialiseerd in pasta en wilde ons nog bedienen. We genoten dus nog van de supervriendelijke professionele bediening (heel anders dan in de US), een goede fles wijn en lekkere pasta. Voor Roel met kreeft, toch wel de specialiteit van de streek. De rekening was iets minder plezant maar we waren wel heel tevreden. En zo ging het met volle buikjes terug naar ons motelletje. Voor meer stops langs de kust en in Bay of Fundy National Park zelf hadden we geen tijd gehad. Als we ergens een extra overnachting hadden weten te apprecieren, was dat hier wel. Leuke streek!
Hotel: Shepody Bay in, kleinschalig, goedkoop, simpel, proper en heel vriendelijk. Beste overnachting van de reis.
Een andere tijdszone dus het werd later licht. In ons hotel dat buiten het centrum lag stond ons een heel goed ontbijt te wachten – toch beter dan het gemiddelde Amerikaanse standaard-motel-ontbijt die we meestal overslagen en onze norm van goed ligt dus nogal laag. Op echte borden met echt bestek – dat zou een constante zijn deze reis en we waren daar blij mee. Dit hotel had ook de grappige set up dat je voor de deur kon parkeren en binnengaan, maar ook een deur en binnen-gang langs de andere kant had. We waren fan, hoewel het er langs van buiten somber uit zag. Het weer zag er ook somber uit – dichte mist en brrr koud. Roel vond het met wat zin voor overdrijving super koud en deed trui en jas aan op ons eerste korte geocache wandelingetje. Het weer begon al wat op te trekken toen we richting centrum van Grand Falls gingen om de naamgever van het stadje van wat dichterbij te gaan bekijken. Een hele diepe kloof en hele grote waterval gebruikt ook als krachtcentrale denk ik. We wandelden langs de falls met regenboog en ook in de andere richting (over een camping...) naar uitzichtpunten over de kloof. De officiele attractie met trappen naar beneden was al closed for the season. Jaja sinds gisteren was labor day voorbij en de scholen weer open, dus hoera eindelijk rust. Wat ons hier wandelend ook opviel is dat je hier meer soorten eekhoorns hebt dan bij ons in NJ – ook kleinere bruine, rode en zwarte. Ondertussen was de hemel helemaal blauw geworden en namen we ook een kijkje aan de andere kant van de falls bij het (nog gesloten) visitor center, waar je het beste zicht had. Zelfs op een vertikale regenboog boven de falls! Een laatste stop in Grand Falls was de Tim Hortons – een hele populaire stop voor ons deze vakantie voor lekkere en goedkope koffies en refreshers. Mmmm. En zo waren we klaar voor het aanvangen van een lange lange rit.
Een lange rit dwars door het groene binnenland van New Brunswick, de Saint John River Valley volgend, over een bijna lege autostrade. Heel heel groen en mooi. Met uiteraard weer de nodige moose waarschuwingsborden, waarvoor ook een grote hoge schutting was neergezet parallel aan de autostrade. Hier en daar waren er nog mysterieuze flarden mist tussen de heuvels maar het weer was zoals elke dag weer perfect. Omwille van de grote af te leggen afstand probeerden we niet al te veel stops te maken. Een van die stops was Four Falls. Een lange waterval in etages en een korte wandeling bracht ons tot een goed verstopte in verschillende delen gesplitste waterval. Boven de weg was nog een soort kapotte stuwdam. Mooie setting. Een volgende stop was Hartman, voor de “longest covered bridge in the world” – 400 meter langs en hoewel wij al lang covered-bridgen-verzadigd zijn was deze toch behoorlijk indrukwekkend, en ja we moesten er bijna heel de lengte te voet over (>400 meter) voor een geocache. Het voetpad op de brug was gelukkig afgescheiden van het autogedeelte. De riviervallei zelf was ook erg mooi. We gingen ook even piepen in het toeristenbureautje met klein winkeltje. Hierna was het weer tijd voor een langer stuk rijden. We reden tot in de buurt van de hoofdstad van New Brunswick, Fredericton, en besloten dit stadje te verkennen aan de hand van 7 geocaches voor een geotour met zwarten/slavernij thema. Op zicht was er niet bijzonder veel te zien op de stops omdat ze nogal rondom het stadje lagen, behalve eenmaal en bijzonder koddig kerkje, en we staken er relatief veel tijd in, maar bon het betekende wel dat we in Fredericton onze geocoin-beloning konden gaan ophalen, dus we parkeerden in het centrum (joepie gelegenheid om ons kleingeld kwijt te raken want de parkeermeter lust dat wel) voor een wandelingetje door het best wel mooie oude centrum. Het was ondertussen al later dan gepland – lunchtijd en dat werd deze keer in 510 Kitchen & Bar, aan de toog. Daarna gingen we vlot door naar de city hall, want daar was onze coin te krijgen in ruil voor de punch-kaart van de geotour. Joepie!
Zo vatten we het laatste deel van onze rit aan, toch nog een kleine 2 uur naar de kust en het laatste stuk was erg mooi langs een baai waar het rode slijk nog zichtbaar was – het was dus nog niet volledig hoogtij. We waren gehaast (jammer genoeg maar deze weg zouden we de dag erna sowieso terug rijden) want voor onze volgende stop waren we afhankeklijk van de getijden. We waren hier aan de Bay of Fundy – gekend voor de hoogste getijden verschillen ter wereld (tot 16 meter) en helaas werkte de timing niet echt mee (zowel niet ’s avonds als ’s ochtends ook niet met de overnachting die ik hier in de buurt geboekt had). In alle boeken en op alle websites wordt er aangeraden hier zowel bij hoog als laagtij te komen maar dat is eigenlijk bijna niet te doen. Laag tij is het bijzonderst want je wandelt dan op de zeebodem en in ons geval waren we al 2 tot 3 uur na laag tij. Om 5 min voor 6 kwamen we toe bij Hopewell Rocks. Ze sloten om 6 u maar we konden nog op de parking (nadat een van de medewerkers ons verzekerde dat de automatische slagboom ons er op eender welk tijdstip nog uit zou laten). En aangezien ze net sloten, konden we gratis naar binnen. Nog beter, iedereen haastte zich om te vertrekken omdat ze gingen sluiten. Hehe, gratis en alle volk ging weg. Perfect. We moesten nu nog wel een stuk wandelen door het bos (wetende dat we naast kliffen liepen) naar de bekende trappen. “Closed” en afgespannen maar geen probleem, na een bewonderende blik van bovenaf zagen we dat de grond onder de bekende flowerpot rocks (rode rotspillaren, wegeerodeerd van de mainland door de krachtige getijden hier, met bomen er op wat ze erg mooi maakt) nog bereikbaar waren. Perfect! Helemaal alleen konden we nog een uurtje rondlopen “op de zeebodem”, langs de kliffen, door een aantal arches en grotten en over de lege rode stranden al kwam het water wel flink op. Dat gaat ook bijzonder snel met steigingen van enkele meters per uur. We geraakten zelfs nog nipt tot bij de mooie Castle Cove. Al moesten we hier en daar wel afsnijden via de (afgesloten) stukken langs de kliffen. Toen we weggingen begon het water de flowerpot rocks toch al aan te raken. Overigens moest je wel oppassen waar je je voeten zetten; enkel op de stukken met rotsen of steentjes. Toen ik mijn voet zette op het rode natte zand dat er toch vrij hard uitzag: oeps! Tot mijn enkels er in. Gelukkig stonder er bovenaan de trappen schoen-schoomaak-stations met spuiters. In het bos bovenaan in het park vonden we ook nog een oudere geocache voor we in de beginnende schemer het wandelpad terugstapten. Onze auto stond helemaal alleen op de gigantisch grote parking – overdag moet het hier de hel zijn!
Enkele mijlen verder lag ons motelletje al; de Shepody Bay inn. De vader met dochtertje die voor het mooie witte gebouw (met appelboom voor) aan het badmintonnen was, bleek de eigenaar te zijn. We werden super vriendelijk onthaald maar gingen snel weer voort: honger! We reden met enkele tussenstops de mooie route langs idyllisch platteland parallel aan de baai, tot in het havenstadje Alma. Het was ondertussen helemaal donker maar gelukje het Octopus Garden Cafe was gespecialiseerd in pasta en wilde ons nog bedienen. We genoten dus nog van de supervriendelijke professionele bediening (heel anders dan in de US), een goede fles wijn en lekkere pasta. Voor Roel met kreeft, toch wel de specialiteit van de streek. De rekening was iets minder plezant maar we waren wel heel tevreden. En zo ging het met volle buikjes terug naar ons motelletje. Voor meer stops langs de kust en in Bay of Fundy National Park zelf hadden we geen tijd gehad. Als we ergens een extra overnachting hadden weten te apprecieren, was dat hier wel. Leuke streek!
Hotel: Shepody Bay in, kleinschalig, goedkoop, simpel, proper en heel vriendelijk. Beste overnachting van de reis.
Terug naar boven
Dag 6: Woensdag 7 September 2022
Van: Shepody Bay (Hopewell Rocks), NB, CanadaVia: Shediak - een hele dag P.E.I.
Naar: Truro, NS, Canada
7 Sept 2022 – Shepody Bay (NB) > Truro (NS). Een dag op pittoresk Prince Edward Island – 360 km
De dag begon aangenaam, vol zonneschijn, maar ook met een ontbijtje in een ingericht ontbijtzaaltje met weer echt servies. Dit motelletje was echt schattig en goed. We aten snel iets maar blijkbaar hadden we ons wat mispakt want de eigenaren kwamen nog met een hele schaal vers gekookte eieren (vinden wij fantastisch, in de USA zijn dat van die voorverpakte al gekookte eieren) en wilden ook brood toasten. Via dezelfde route als de heenroute van gisteren reden we terug (hier waren trouwen roadworks met klopmannekes maar dat ging nog vrij vlot) tot in de stad Moncton. Een grotere stad; op weg naar een geocache bij de rivier kwamen we met onze auto per ongeluk op het fietspad terecht! Oeps! Gelukkig was het nog vroeg. Moncton is bekend voor de tidal bore maar dat fenomeen passeert maar twee keer per dag en wij gingen voort tot in het stadje Shediak. Dat is een havenstadje bekend voor de kreeften waar we enkele geocaches zochten. Het idyllische was wel snel weg toen we bij het kreeftenstandbeeld (met leuk geschilderde fotogenieke huisjes er bij) een grote bus met Aziaten tegenkwamen. Verschikkelijk moet dat zijn om hier met zo’n bus te reizen. We gingen voort want het plan was zo veel mogelijk tijd door te brengen op Prince Edward Island, Canada’s kleintste provincie en zoals de naam het zegt een eiland. Wel bijzonder. We hadden echter meer oponthoud want de weg was afgesloten (ongeluk?) en iedereen inclusief camions moest een omweg maken via kleine weggetjes waardoor we wel Prince Edward Island, of P.E.I. zoals het meestal genoemd wordt, zagen liggen aan de baai. Voor we naar het eiland gingen maakten we eerst een stop bij het kleine eilandje Cape Jourimain, waar we een wandeling maakten door bosjes vol vogels langs de baai met blauw water en zicht op de Confderation brug – de 12 km lange brug die naar P.E.I. gaat – naar een heel typische vuurtoren. Zo met hout en rood-wit. Het zou niet de laatste zijn van de vakantie. Ze hebben de vuurtoren door baai erosie al een paar keer moeten opschuiven. Een leuke wandeling die ook dwars door twee natuurinfocentra ging (met een heel bijzonder compost toilet) maar we staken er wel flink wat tijd in. Het was al bijna 11 u en waren nog niet op P.E.I., haha. Tijd om de brug te nemen! Op de parking bij het infocentrum stonden ze nu inkomgeld te innen, dus wij maakten ons rap uit de voeten, hihi. En daar was de brug! Op de heenweg gratis want op P.E.I. geraken is altijd gratis. Weggeraken... daarvoor moet je (veel) betalen. Slimme Canadezen hoor.
Over een grote brug rijden vinden wij altijd leuk en het mooie blauwe oceaanwater en blauwe luchten droegen bij aan een optimaal vakantiesfeertje en joepie, we waren in een voor ons nieuwe provincie! Op het uiteinde van de brug (even rondrijden om daar te geraken) vonden we onze eerste geocache op P.E.I., onder de brug wat wel een rare ervaring was. Hier hebben ze voor de toeristen en de foto’s ook een hartje gezet en een vuurtoren. De uitichten waren weids. Dat zou een constante zijn die dag. Het blauwe water ging over in de blauwe lucht! Hoewel P.E.I. niet heel groot is is het wel groot genoeg om flink wat tijd nodig te hebben om overal te komen, er zijn natuurlijk ook geen autostrades dus wij bekeken nogal willekeurig een aantal plaatsen in centraal P.E.I. die dag. We begonnen “aan de onderkant” van het eiland. Eerst de Borden Lighthouse bovenaan rode kliffen, na een kleine dirtroad te midden van voornamelijk gele bloemenvelden. Daarna een andere dirt road naar Tyron Point/baai met verschillende moeilijke geocaches, tot aan de uitgestrekte rode tidal flats. De grond is hier echt wel ROOD. P.E.I. ligt trouwens echt wel bomvol geocaches, er is hier een enorme cachedichtheid. Ongezien eigenlijk en best wel stresserend om op de kaart te zien, haha. Ondertussen was het al ruim lunchtijd en we gingen naar het kleine havenplaatsje Victoria. Oei, daar was het heel schattig maar ook wel heel druk. Het restaurant dat ik had uitgekozen het Casa Mia Cafe op het uiteinde van de pier, deed enkel take out maar dat scheelde weer tip dacht ik dan maar. We aten het op op een soort picnictafel aan het water. Heel mooi hier. Geschilderde schuurtjes, de blauwe zee, kreeftenkooien, de vuurtoren,... Zo was heel P.E.I. eigenlijk. We wandelden natuurlijk ook tot aan de vuurtoren, en reden weg via de causeway, om wat te geocachen in het lokale (afgesloten) park te midden van gele bloemenvelden en bovenaan rode kliffen.
Hierna was het tijd om het eiland te crossen naar de “bovenkant”. Met een Timmy (Tim Horton’s) stop natuurlijk, mmm. Ons hoofddoel bevond zich boven Darnley, de rode kliffen en rode stranden daar waar we wandelden tot aan de Thunder Sea Coves en de Teapot rotsformatie. Het was absoluut prachtig en deed ons aan Utah denken met de uniek uitgesleten rode zandsteen. Om tot bij de teapot te geraken moest ik nog wat toeren over de kliffen uithalen (de meeste toeristen kwamen over het duinpaadje maar dat mag eigenlijk niet, is prive) maar het was weer de moeite, een soort gekke hoodoo’s. De teapot stond op een mini eilandje – en is een paar dagen na ons bezoek ingestord toen hurricane Fiona de streek voorbij raasde... Eigenlijk stond het tij al wat te hoog maar we hadden het nog net kunnen zien. Zeer de moeite. Een volgende stop waren de hoge Cousin Shores Dunes, en een mooie creek die uitmondde op het strand. Hier waren de buren niet blij met ons, ai ai. Dat zijn we die dag wel een paar keer tegengekomen dat we aangesproken werden over wat we kwamen doen. Typisch eilandbewoners zeker? Een eind verder weer een strandwandeling, bij Cape Tyron, een heel uitgestrekt strand/zandtong, met in de begroeide duinen weer een vuurtorenje en goed verstopt in de bosjes het Yankee Hill Cemetery als leuke verrassing. Heel P.E.I. is trouwens overal even mooi: zacht glooiende heuvels met boerdertijtjes, koeien, strobalen, kleine bosjes, veel bloemen, de rode kusten, de haventjes met bootjes, kooien en geschilderde huisjes! We passeerden New London, met het geboortehuis van de schrijfster van de trots van P.E.I., aka Anna of Green Gables, blijkbaar een zeer bekende en oude kinderboeken(serie?). Na wat leuke geocachen kwamen we ook op het landgoed waar het verhaal zich afspeelt (of op geinspireerd is?). Met grote parking en visitor center maar haha net gesloten dus joepie weer gratis het terrein op. Een mooi huis met groenten en schitterende bloementuin, en groene klapluiken. We waren hier in de omgeving van Cavendish, duidelijk heel toeristisch maar het was opvallen hoeveel er nu begin september al closed was voor de season! We gingen ook nog een kijkje nemen tot op het strand van het Prince Edward Island National Park, waar we in de verte een grote sea arch zagen.
Bijna donker en zonsondergang... dus “snel” (nu ja, niks is echt snel op P.E.I.) weer het eiland over tot de omgeving van hoofdstad Charlottetown, voor de oudste cache van P.E.I., de GC1A1 uit augustus 2001, en dus een leuke vondst voor ons. Helaas, het donker had ons nu ingehaald... en we trokken naar Charlottetown centrum waar een vriendelijke local ons vertelde dat we niet hoefden te betalen voor parking want die controleurs stopten toch om 5u. Heel vriendelijk, dank u. We vonden al snel een Pub om iets te drinken en te eten, de Churchill Arms. Het was weer verschrikkelijk lekker, mijn Sheppard’s Pie was zo gemaakt zoals ze in Amerika echt niet kunnen. Heel content maakten we nog een rondwandeling in de stad, langs oude kerken, muizenstandbeeldjes en wat oudere huizen. We hadden helaas nog een flinke rit voor de boeg: idealiter gingen we met de ferry terug want die lag meer op route. Maar we hadden na onze ervaring van die maandag wel een beetje onze bekomst van ferry’s: vroeg komen om zeker mee te kunnen, wachten, de ferry zelf is ook wel even,.... Bovendien ging die ferry al in de vroege avond. Ik had er dus voor gekozen om de brug terug te nemen, die is trouwens ook goedkoper. Uiteindeljk viel de rit wel mee maar het was nog een pittige lange rit. We waren ook blij toen we een tankstation tegenkwamen dat nog open was, en met een koffietje vingen we het laatste deel van onze route aan, nog even door New Brunswick. En daar was het welkomst bord van Nova Scotia! Joepie! Het hoofddoel van de reis en we waren blij toen we ons hotel vonden, de Super 8 van Truro, waar we heel laat toekwamen! Bed tijd! P.E.I. was absoluut de moeite geweest ! Aanrader, zeker buiten het hoofdseizoen!
Hotel: Super 8, Truro, NS, in een buurt met meer hotels en fastfood
De dag begon aangenaam, vol zonneschijn, maar ook met een ontbijtje in een ingericht ontbijtzaaltje met weer echt servies. Dit motelletje was echt schattig en goed. We aten snel iets maar blijkbaar hadden we ons wat mispakt want de eigenaren kwamen nog met een hele schaal vers gekookte eieren (vinden wij fantastisch, in de USA zijn dat van die voorverpakte al gekookte eieren) en wilden ook brood toasten. Via dezelfde route als de heenroute van gisteren reden we terug (hier waren trouwen roadworks met klopmannekes maar dat ging nog vrij vlot) tot in de stad Moncton. Een grotere stad; op weg naar een geocache bij de rivier kwamen we met onze auto per ongeluk op het fietspad terecht! Oeps! Gelukkig was het nog vroeg. Moncton is bekend voor de tidal bore maar dat fenomeen passeert maar twee keer per dag en wij gingen voort tot in het stadje Shediak. Dat is een havenstadje bekend voor de kreeften waar we enkele geocaches zochten. Het idyllische was wel snel weg toen we bij het kreeftenstandbeeld (met leuk geschilderde fotogenieke huisjes er bij) een grote bus met Aziaten tegenkwamen. Verschikkelijk moet dat zijn om hier met zo’n bus te reizen. We gingen voort want het plan was zo veel mogelijk tijd door te brengen op Prince Edward Island, Canada’s kleintste provincie en zoals de naam het zegt een eiland. Wel bijzonder. We hadden echter meer oponthoud want de weg was afgesloten (ongeluk?) en iedereen inclusief camions moest een omweg maken via kleine weggetjes waardoor we wel Prince Edward Island, of P.E.I. zoals het meestal genoemd wordt, zagen liggen aan de baai. Voor we naar het eiland gingen maakten we eerst een stop bij het kleine eilandje Cape Jourimain, waar we een wandeling maakten door bosjes vol vogels langs de baai met blauw water en zicht op de Confderation brug – de 12 km lange brug die naar P.E.I. gaat – naar een heel typische vuurtoren. Zo met hout en rood-wit. Het zou niet de laatste zijn van de vakantie. Ze hebben de vuurtoren door baai erosie al een paar keer moeten opschuiven. Een leuke wandeling die ook dwars door twee natuurinfocentra ging (met een heel bijzonder compost toilet) maar we staken er wel flink wat tijd in. Het was al bijna 11 u en waren nog niet op P.E.I., haha. Tijd om de brug te nemen! Op de parking bij het infocentrum stonden ze nu inkomgeld te innen, dus wij maakten ons rap uit de voeten, hihi. En daar was de brug! Op de heenweg gratis want op P.E.I. geraken is altijd gratis. Weggeraken... daarvoor moet je (veel) betalen. Slimme Canadezen hoor.
Over een grote brug rijden vinden wij altijd leuk en het mooie blauwe oceaanwater en blauwe luchten droegen bij aan een optimaal vakantiesfeertje en joepie, we waren in een voor ons nieuwe provincie! Op het uiteinde van de brug (even rondrijden om daar te geraken) vonden we onze eerste geocache op P.E.I., onder de brug wat wel een rare ervaring was. Hier hebben ze voor de toeristen en de foto’s ook een hartje gezet en een vuurtoren. De uitichten waren weids. Dat zou een constante zijn die dag. Het blauwe water ging over in de blauwe lucht! Hoewel P.E.I. niet heel groot is is het wel groot genoeg om flink wat tijd nodig te hebben om overal te komen, er zijn natuurlijk ook geen autostrades dus wij bekeken nogal willekeurig een aantal plaatsen in centraal P.E.I. die dag. We begonnen “aan de onderkant” van het eiland. Eerst de Borden Lighthouse bovenaan rode kliffen, na een kleine dirtroad te midden van voornamelijk gele bloemenvelden. Daarna een andere dirt road naar Tyron Point/baai met verschillende moeilijke geocaches, tot aan de uitgestrekte rode tidal flats. De grond is hier echt wel ROOD. P.E.I. ligt trouwens echt wel bomvol geocaches, er is hier een enorme cachedichtheid. Ongezien eigenlijk en best wel stresserend om op de kaart te zien, haha. Ondertussen was het al ruim lunchtijd en we gingen naar het kleine havenplaatsje Victoria. Oei, daar was het heel schattig maar ook wel heel druk. Het restaurant dat ik had uitgekozen het Casa Mia Cafe op het uiteinde van de pier, deed enkel take out maar dat scheelde weer tip dacht ik dan maar. We aten het op op een soort picnictafel aan het water. Heel mooi hier. Geschilderde schuurtjes, de blauwe zee, kreeftenkooien, de vuurtoren,... Zo was heel P.E.I. eigenlijk. We wandelden natuurlijk ook tot aan de vuurtoren, en reden weg via de causeway, om wat te geocachen in het lokale (afgesloten) park te midden van gele bloemenvelden en bovenaan rode kliffen.
Hierna was het tijd om het eiland te crossen naar de “bovenkant”. Met een Timmy (Tim Horton’s) stop natuurlijk, mmm. Ons hoofddoel bevond zich boven Darnley, de rode kliffen en rode stranden daar waar we wandelden tot aan de Thunder Sea Coves en de Teapot rotsformatie. Het was absoluut prachtig en deed ons aan Utah denken met de uniek uitgesleten rode zandsteen. Om tot bij de teapot te geraken moest ik nog wat toeren over de kliffen uithalen (de meeste toeristen kwamen over het duinpaadje maar dat mag eigenlijk niet, is prive) maar het was weer de moeite, een soort gekke hoodoo’s. De teapot stond op een mini eilandje – en is een paar dagen na ons bezoek ingestord toen hurricane Fiona de streek voorbij raasde... Eigenlijk stond het tij al wat te hoog maar we hadden het nog net kunnen zien. Zeer de moeite. Een volgende stop waren de hoge Cousin Shores Dunes, en een mooie creek die uitmondde op het strand. Hier waren de buren niet blij met ons, ai ai. Dat zijn we die dag wel een paar keer tegengekomen dat we aangesproken werden over wat we kwamen doen. Typisch eilandbewoners zeker? Een eind verder weer een strandwandeling, bij Cape Tyron, een heel uitgestrekt strand/zandtong, met in de begroeide duinen weer een vuurtorenje en goed verstopt in de bosjes het Yankee Hill Cemetery als leuke verrassing. Heel P.E.I. is trouwens overal even mooi: zacht glooiende heuvels met boerdertijtjes, koeien, strobalen, kleine bosjes, veel bloemen, de rode kusten, de haventjes met bootjes, kooien en geschilderde huisjes! We passeerden New London, met het geboortehuis van de schrijfster van de trots van P.E.I., aka Anna of Green Gables, blijkbaar een zeer bekende en oude kinderboeken(serie?). Na wat leuke geocachen kwamen we ook op het landgoed waar het verhaal zich afspeelt (of op geinspireerd is?). Met grote parking en visitor center maar haha net gesloten dus joepie weer gratis het terrein op. Een mooi huis met groenten en schitterende bloementuin, en groene klapluiken. We waren hier in de omgeving van Cavendish, duidelijk heel toeristisch maar het was opvallen hoeveel er nu begin september al closed was voor de season! We gingen ook nog een kijkje nemen tot op het strand van het Prince Edward Island National Park, waar we in de verte een grote sea arch zagen.
Bijna donker en zonsondergang... dus “snel” (nu ja, niks is echt snel op P.E.I.) weer het eiland over tot de omgeving van hoofdstad Charlottetown, voor de oudste cache van P.E.I., de GC1A1 uit augustus 2001, en dus een leuke vondst voor ons. Helaas, het donker had ons nu ingehaald... en we trokken naar Charlottetown centrum waar een vriendelijke local ons vertelde dat we niet hoefden te betalen voor parking want die controleurs stopten toch om 5u. Heel vriendelijk, dank u. We vonden al snel een Pub om iets te drinken en te eten, de Churchill Arms. Het was weer verschrikkelijk lekker, mijn Sheppard’s Pie was zo gemaakt zoals ze in Amerika echt niet kunnen. Heel content maakten we nog een rondwandeling in de stad, langs oude kerken, muizenstandbeeldjes en wat oudere huizen. We hadden helaas nog een flinke rit voor de boeg: idealiter gingen we met de ferry terug want die lag meer op route. Maar we hadden na onze ervaring van die maandag wel een beetje onze bekomst van ferry’s: vroeg komen om zeker mee te kunnen, wachten, de ferry zelf is ook wel even,.... Bovendien ging die ferry al in de vroege avond. Ik had er dus voor gekozen om de brug terug te nemen, die is trouwens ook goedkoper. Uiteindeljk viel de rit wel mee maar het was nog een pittige lange rit. We waren ook blij toen we een tankstation tegenkwamen dat nog open was, en met een koffietje vingen we het laatste deel van onze route aan, nog even door New Brunswick. En daar was het welkomst bord van Nova Scotia! Joepie! Het hoofddoel van de reis en we waren blij toen we ons hotel vonden, de Super 8 van Truro, waar we heel laat toekwamen! Bed tijd! P.E.I. was absoluut de moeite geweest ! Aanrader, zeker buiten het hoofdseizoen!
Hotel: Super 8, Truro, NS, in een buurt met meer hotels en fastfood
Terug naar boven
Dag 7: Donderdag 8 September 2022
Van: Truro, NS, CanadaVia: Tidal Bore - Burtcoat - Walton Lighthouse - Kentville - Grand Pre - Halifax
Naar: Halifax, NS, Canada
8 Sept 2022 – Truro (NS) > Halifax (NS). Een heerlijke eerste dag op Nova Scotia, met getijden, lighthouses, geschiedenis en de hoofdstad – 270 km.
Na weer een ontbijt motel en wat geocachen rondom het hotel, gingen we op pad. Truro ligt ook weer aan de Bay of Fundy met zijn grote getijdenverschillen en hier op het uiteinde van de baai zijn ze net als bij de Hopewell Rocks aan de overkant het grootste. Een bekend fenomeen hier is ook weer de tidal bore die hier nogal bekend schijnt te zijn – toen wij aan de Salmon River bij de Fundy Discovery site een kijkje gingen nemen waren we nog veel te vroeg daarvoor. We vervolgden onze route de kust langs de Bay of Fund volgend, tot aan een volgend “Tidal bore” viewpoint, in South Maitland. Het was er nogal druk bij het interpretatief centrum. We wandelden de trail tot aan de rivier – veel zandbanken en kliffen en mysterieuze mist. Mooie plek. Maar veel mensen stonden hier precies te wachten. Mmmm gek. In het Interpretative Center kwam ik erachter dat hier een tidal bore verwacht werd over een kwartier. Veel vroeger dan in Truro, blijkbaar omdat het een andere rivier estuarium is. Mmm daar konden we wel even wachten dus ik sloot me aan bij de groep met parkranger. We kregen al een hele uitleg tijdens het wachten, dat trouwens maar bleef duren. Was eerder drie kwartier dan een kwartier (blijkbaar is de bore hier altijd later versus hun forecast en op basis van de maanstand verwachtten ze er ook niet te veel van). Het grappige was dat dat de ranger plots aankondigde dat ze een gekke vraag had “Is one of you a geocacher”. Euh, ja! (de rest van de groep snapte er niks van). Bleek dat we net haar geocaches gelogd hadden, hahahaha. Dat was wel bijzonder. Daar kwam dan eindelijk de bore. We zagen vooral dat het kwam omdat de rafters zicht plots van de zandbank naar hun bootjes haastten en eentje was te laat (haha). De bore viel eigenlijk wel tegen. Het was eerder een soort wildwater dat opkwam en het waterniveau dat toch wel vrij snel steeg en van richting veranderde. De zandbanken verdwenen en aan de kliffen zag je hoeveel meters water er nog bij gingen komen. Op informatieborden langs de weg zagen we ook dat deze plaats “home” is “of the worlds highest recorded tides”.
Een volgende stop langs de kust was het Burntcoat State park. Hier zouden we volgens de ranger nog net op tijd kunnen zijn om te zien hoe het opkomend tij zich om het eiland sloot, maar beup, we waren te laat. Toch was het een mooi park, met fruitbomen, een rood-witte vuurtoren waar je vanboven in kon, en prachtige kliffen met het eiland er voor. Onderaan de kliffen kon je je weer net in Utah wagen. De blauwe lucht met wat wolkjes, de rote rotskliffen, groene sparrenbomen, en de oceaan er voor. Prachtig plaatje! Enkele uren eerder kon je hier net als in Hopewell Rocks op de sea bottom wandelen; nu zagen we enkel baai. Maar wel mooi en weer een andere ervaring. Het was er al bij al ook redelijk rustig. Verder langs de kust weer een vuurtoren stop: Walton Lighthouse. Weer cutiness alom, een lekker oude vuurtoren met bovenin nog een orignele methaan lamp aangedreven door een wind-up klok mechanisme. Leuk om naast te staan en weer mooie klifuitzichten. Er was ook een mini-winkeltje en mini-museum. Deze streek is zo anders dan mainland USA – deed ons echt aan het kleinschalige van New Foundland denken!
Via mooie wegen langs marshes en oneindige groene dennenbossen ging het nu – we probeerden niet meer te stoppen – tot in Kentville waar we een webcam geocache wilden loggen. Dat ging heel vlotjes en het viel ons op dat dit wel een mooi stadje was. Met een prachtig oud station dat werd gebruikt als... cidery! Aha! Dat werd dus lunchtime in de Maritime Express Cider Company. Misschien voor mij – naast de beluga’s – de highlight van de reis. Een prachtige plek met bijzonder interieur, een cider flight (mmm) en heerlijk eten. Op mijn salade lagen allemaal bloemetjes! We namen zelfs drie gangen wat niet onze gewoonte is. Ik liet me nog verleiden tot een stop voor we naar hoofddoel Halifax reden: Grand Pre. Een Unesco World Heritage site en weer iets heel anders. Het is het gebied waar de Acadia woonden (kolonisten vooral uit Frankrijk) en een heel vernunftig dijkensysteem hadden opgezet -dat je nog steeds kan zien – om het gebied onder zeespiegel niveau te benutten. Beetje zoals Holland dus. Ze werden echter gedeporteerd door de Engelsen in Frans-Engelse oorlog (1755) omdat ze neutraal wilden blijven. Een heel droevig stukje geschiedenis dus. Na het hoger gelegen viewpoint – met zicht op het “dyke” gedeelte – zette Roel mij af bij het museum van de Grand-Pre National Historic Site. Ik kreeg een stickertje voor de toegang en bekeek eerst het museum en daarna het buitengedeelte. Rara wie liep er daar ook rond voor een geocache? Roel... haha. Het buitengedeelt was niet spectaculair maar wel zeer sfeervol met een sober standbeeld, kerkje en bloementuinen. In de kerk sprak een van de medewerkers mij aan: de queen (van Engeland en dus ook van Canada) was overleden. De man was er helemaal niet goed van. Ik heb hem maar meteen uitgelegd wat ik van koningen en koninginnen vond – hij was het niet met mij eens want het alternatief het Amerikaanse systeem vond hij ook maar niets (?). Enfin, na een heel gesprek over de Europese geschiedenis rondde ik mijn bezoekje af. Zeer de moeite! We stopten ook nog even aan de baai, die ondertussen weer was drooggevallen. Mooi uitzicht!
Nu was het toch wel echt tijd om naar ons hoofddoel te rijden, Halifax! Onze eerste stop was buiten het centrum, het Fairview Cemetery, waar de slachtoffers van de Titanic begraven werden, toch alleszins diegenen die geborgen zijn (slecht 300 in totaal) want vanuit Halifax vertrokken de bergings-boten naar de plaats waar het schip zonk – Halifax was immers de dichtbijzijnde grote haven. Wel een must sea deze plek. Roel merkte op dat ze voor zoiets wel een mooier monument hadden kunnen maken – dat was waar. J. Dawson van de film ligt hier ook begraven maar dat schijnt toeval te zijn. In de vroege avond zochten we zo een parkeerplekje in Halifax, en dat ging vlotjes en we raakten wat van ons kleingeld kwijt. Tijd om al wandelend de stad te verkennen – veel mijlen malen dus! Eerst verkenden we de citadel – puf puf puf dat was steil bergop. Deze was al gesloten maar we zagen wel de uitzichten op de stad en de baai vanaf deze enorme grasheuvel. Er lagen vandaag enkele cruiseboten in Halifax! We daalden af via de clocktower, de bekendste landmark van de stad en via enkele pleintjes en oude gebouwen ging het tot aan de waterfront. Aan waterfront lagen verschilende grote boten, het maritiem museum (dat ik eventueel wel had willen bezoeken, met name de Titanic tentoonstelling, maar nope, het was al dicht), wat gekke kunst (zoals de wave en het standbeeld van zatte lantaarnpalen genaamd “Got drunk fell down”) en wat meer serieuze kunst (The Last Steps, een matrozen standbeeld, migranten, etc). Er was veel horeca en vrij veel volk op pad, en een soort heel lang geschilderd hinkelpad, en boardwalks met ook uitzicht op het eilandje in de baai. We wandelden zo tot aan Pier 21 (immigratie museum) en de cruise terminal wat volledig in de meer industriele haven was. Via een tunneltje ging het weer naar de oude binnenstad, waar het in restaurants en bars een gezellige drukte was. Het was ondertussen donker en de voeten moe (Halifax is best een pittige stad om in te wandelen met zijn hoogteverschillen) dus tijd voor het avondeten en we kozen een Scotish Public House Loose Canon. We waren hier zowat de enige klanten en kregen dus veel aandacht. Roel probeerde zelfs een whiskey flight. Op weg naar de auto maakten we nog een andere pauze bij de Halifax Alehouse, op het terras. Dat was iets minder succesvol omdat ik al gauw in de gaten had dat we gezelschap hadden. Viervoetig gezelschap met een lange staart. Deze micky mouse was op zich wel schattig, maar totaal niet bang en ik was er niet gerust op. De andere nochtans behoorlijk opgetutte gasten op het terras leken zich er totaal niet aan de storen en gooiden er eten naar? Het muisje spurtte van de ene kant van het terras naar de andere en naar de gevel, naar de verkeerspaal,... We kregen ook even gezelschap van een dakloze maar die ging gelukkig vrij snel weer weg. Na deze commotie hadden we het wel weer gehad met het fenomeen “stad” – op naar het hotel! We hadden een hele afwisselende dag gehad en meer dan 10 miles gewandeld. Halifax bleek een super gezellige stad om uit eten en drinken te gaan en sfeer te snuiven, maar heeft toeristisch wel niet zo veel te bieden, dus onze tijdsindeling was ook prima geweest.
Hotel: Best Western Plus Chocolate Lake. Heel groot met een mooie sjieke kamer die we wel niet zo gemakkelijk vonden.
Na weer een ontbijt motel en wat geocachen rondom het hotel, gingen we op pad. Truro ligt ook weer aan de Bay of Fundy met zijn grote getijdenverschillen en hier op het uiteinde van de baai zijn ze net als bij de Hopewell Rocks aan de overkant het grootste. Een bekend fenomeen hier is ook weer de tidal bore die hier nogal bekend schijnt te zijn – toen wij aan de Salmon River bij de Fundy Discovery site een kijkje gingen nemen waren we nog veel te vroeg daarvoor. We vervolgden onze route de kust langs de Bay of Fund volgend, tot aan een volgend “Tidal bore” viewpoint, in South Maitland. Het was er nogal druk bij het interpretatief centrum. We wandelden de trail tot aan de rivier – veel zandbanken en kliffen en mysterieuze mist. Mooie plek. Maar veel mensen stonden hier precies te wachten. Mmmm gek. In het Interpretative Center kwam ik erachter dat hier een tidal bore verwacht werd over een kwartier. Veel vroeger dan in Truro, blijkbaar omdat het een andere rivier estuarium is. Mmm daar konden we wel even wachten dus ik sloot me aan bij de groep met parkranger. We kregen al een hele uitleg tijdens het wachten, dat trouwens maar bleef duren. Was eerder drie kwartier dan een kwartier (blijkbaar is de bore hier altijd later versus hun forecast en op basis van de maanstand verwachtten ze er ook niet te veel van). Het grappige was dat dat de ranger plots aankondigde dat ze een gekke vraag had “Is one of you a geocacher”. Euh, ja! (de rest van de groep snapte er niks van). Bleek dat we net haar geocaches gelogd hadden, hahahaha. Dat was wel bijzonder. Daar kwam dan eindelijk de bore. We zagen vooral dat het kwam omdat de rafters zicht plots van de zandbank naar hun bootjes haastten en eentje was te laat (haha). De bore viel eigenlijk wel tegen. Het was eerder een soort wildwater dat opkwam en het waterniveau dat toch wel vrij snel steeg en van richting veranderde. De zandbanken verdwenen en aan de kliffen zag je hoeveel meters water er nog bij gingen komen. Op informatieborden langs de weg zagen we ook dat deze plaats “home” is “of the worlds highest recorded tides”.
Een volgende stop langs de kust was het Burntcoat State park. Hier zouden we volgens de ranger nog net op tijd kunnen zijn om te zien hoe het opkomend tij zich om het eiland sloot, maar beup, we waren te laat. Toch was het een mooi park, met fruitbomen, een rood-witte vuurtoren waar je vanboven in kon, en prachtige kliffen met het eiland er voor. Onderaan de kliffen kon je je weer net in Utah wagen. De blauwe lucht met wat wolkjes, de rote rotskliffen, groene sparrenbomen, en de oceaan er voor. Prachtig plaatje! Enkele uren eerder kon je hier net als in Hopewell Rocks op de sea bottom wandelen; nu zagen we enkel baai. Maar wel mooi en weer een andere ervaring. Het was er al bij al ook redelijk rustig. Verder langs de kust weer een vuurtoren stop: Walton Lighthouse. Weer cutiness alom, een lekker oude vuurtoren met bovenin nog een orignele methaan lamp aangedreven door een wind-up klok mechanisme. Leuk om naast te staan en weer mooie klifuitzichten. Er was ook een mini-winkeltje en mini-museum. Deze streek is zo anders dan mainland USA – deed ons echt aan het kleinschalige van New Foundland denken!
Via mooie wegen langs marshes en oneindige groene dennenbossen ging het nu – we probeerden niet meer te stoppen – tot in Kentville waar we een webcam geocache wilden loggen. Dat ging heel vlotjes en het viel ons op dat dit wel een mooi stadje was. Met een prachtig oud station dat werd gebruikt als... cidery! Aha! Dat werd dus lunchtime in de Maritime Express Cider Company. Misschien voor mij – naast de beluga’s – de highlight van de reis. Een prachtige plek met bijzonder interieur, een cider flight (mmm) en heerlijk eten. Op mijn salade lagen allemaal bloemetjes! We namen zelfs drie gangen wat niet onze gewoonte is. Ik liet me nog verleiden tot een stop voor we naar hoofddoel Halifax reden: Grand Pre. Een Unesco World Heritage site en weer iets heel anders. Het is het gebied waar de Acadia woonden (kolonisten vooral uit Frankrijk) en een heel vernunftig dijkensysteem hadden opgezet -dat je nog steeds kan zien – om het gebied onder zeespiegel niveau te benutten. Beetje zoals Holland dus. Ze werden echter gedeporteerd door de Engelsen in Frans-Engelse oorlog (1755) omdat ze neutraal wilden blijven. Een heel droevig stukje geschiedenis dus. Na het hoger gelegen viewpoint – met zicht op het “dyke” gedeelte – zette Roel mij af bij het museum van de Grand-Pre National Historic Site. Ik kreeg een stickertje voor de toegang en bekeek eerst het museum en daarna het buitengedeelte. Rara wie liep er daar ook rond voor een geocache? Roel... haha. Het buitengedeelt was niet spectaculair maar wel zeer sfeervol met een sober standbeeld, kerkje en bloementuinen. In de kerk sprak een van de medewerkers mij aan: de queen (van Engeland en dus ook van Canada) was overleden. De man was er helemaal niet goed van. Ik heb hem maar meteen uitgelegd wat ik van koningen en koninginnen vond – hij was het niet met mij eens want het alternatief het Amerikaanse systeem vond hij ook maar niets (?). Enfin, na een heel gesprek over de Europese geschiedenis rondde ik mijn bezoekje af. Zeer de moeite! We stopten ook nog even aan de baai, die ondertussen weer was drooggevallen. Mooi uitzicht!
Nu was het toch wel echt tijd om naar ons hoofddoel te rijden, Halifax! Onze eerste stop was buiten het centrum, het Fairview Cemetery, waar de slachtoffers van de Titanic begraven werden, toch alleszins diegenen die geborgen zijn (slecht 300 in totaal) want vanuit Halifax vertrokken de bergings-boten naar de plaats waar het schip zonk – Halifax was immers de dichtbijzijnde grote haven. Wel een must sea deze plek. Roel merkte op dat ze voor zoiets wel een mooier monument hadden kunnen maken – dat was waar. J. Dawson van de film ligt hier ook begraven maar dat schijnt toeval te zijn. In de vroege avond zochten we zo een parkeerplekje in Halifax, en dat ging vlotjes en we raakten wat van ons kleingeld kwijt. Tijd om al wandelend de stad te verkennen – veel mijlen malen dus! Eerst verkenden we de citadel – puf puf puf dat was steil bergop. Deze was al gesloten maar we zagen wel de uitzichten op de stad en de baai vanaf deze enorme grasheuvel. Er lagen vandaag enkele cruiseboten in Halifax! We daalden af via de clocktower, de bekendste landmark van de stad en via enkele pleintjes en oude gebouwen ging het tot aan de waterfront. Aan waterfront lagen verschilende grote boten, het maritiem museum (dat ik eventueel wel had willen bezoeken, met name de Titanic tentoonstelling, maar nope, het was al dicht), wat gekke kunst (zoals de wave en het standbeeld van zatte lantaarnpalen genaamd “Got drunk fell down”) en wat meer serieuze kunst (The Last Steps, een matrozen standbeeld, migranten, etc). Er was veel horeca en vrij veel volk op pad, en een soort heel lang geschilderd hinkelpad, en boardwalks met ook uitzicht op het eilandje in de baai. We wandelden zo tot aan Pier 21 (immigratie museum) en de cruise terminal wat volledig in de meer industriele haven was. Via een tunneltje ging het weer naar de oude binnenstad, waar het in restaurants en bars een gezellige drukte was. Het was ondertussen donker en de voeten moe (Halifax is best een pittige stad om in te wandelen met zijn hoogteverschillen) dus tijd voor het avondeten en we kozen een Scotish Public House Loose Canon. We waren hier zowat de enige klanten en kregen dus veel aandacht. Roel probeerde zelfs een whiskey flight. Op weg naar de auto maakten we nog een andere pauze bij de Halifax Alehouse, op het terras. Dat was iets minder succesvol omdat ik al gauw in de gaten had dat we gezelschap hadden. Viervoetig gezelschap met een lange staart. Deze micky mouse was op zich wel schattig, maar totaal niet bang en ik was er niet gerust op. De andere nochtans behoorlijk opgetutte gasten op het terras leken zich er totaal niet aan de storen en gooiden er eten naar? Het muisje spurtte van de ene kant van het terras naar de andere en naar de gevel, naar de verkeerspaal,... We kregen ook even gezelschap van een dakloze maar die ging gelukkig vrij snel weer weg. Na deze commotie hadden we het wel weer gehad met het fenomeen “stad” – op naar het hotel! We hadden een hele afwisselende dag gehad en meer dan 10 miles gewandeld. Halifax bleek een super gezellige stad om uit eten en drinken te gaan en sfeer te snuiven, maar heeft toeristisch wel niet zo veel te bieden, dus onze tijdsindeling was ook prima geweest.
Hotel: Best Western Plus Chocolate Lake. Heel groot met een mooie sjieke kamer die we wel niet zo gemakkelijk vonden.
Terug naar boven
Dag 8: Vrijdag 9 September 2022
Van: Halifax, NS, CanadaVia: Prospect - Peggy's Cove - Hubbards - Chester - Lunenburg - Blue Rocks - Feltzen Island - Lahave Ferry
Naar: Liverpool, NS, Canada
9 Sept 2022 – Halifax (NS) > Liverpool (NS). Langs de lighthouse route van Nova Scotia’s South shore – 210 km + ferry’tje
De dag begon weer goed met wat wij met onze ondertussen Amerikaanse standaarden een geweldig ontbijt vonden: netjes geserveerd, echt servies, en buiten aan een tafeltje op het balkon eten met zicht op Chocolate Lake. We vertrokken op tijd want ik verwachtte nogal veel drukte op onze eerste stop op een half uurtje rijden. Het was druk verkeer op de smalle baantjes met veel file in de andere richting: rondom Halifax woont veel volk, nogal een contrast met bepaalde regio’s gisteren. Er waren echter ook groene bossen vol sparren en meertjes. We weken al gauw af van de originele planning en maakten eerst een stop in het piepkleine vissersplaatsje Prospect. Baaitjes omgeven met veel ronde witte granietrotsen, kleine strandjes, helder water, en kleurrijke vissersbootjes en sloepen. Een grillige kustlijn hier inclusief eilandjes. Het was hier heel rustig en we voelden ons dus ook nogal bekeken bij het geocachen. De wolkenlucht weerspiegelde mooi in het water. Opvallend trouwens hoe de rotsen hier eerder wit waren en niet rood zoals gisteren aan de andere kant van het eiland. Zo ging het verder naar Peggy’s Cove, blijkbaar de meest toeristische plaats van Nova Scotia. Hoewel we er voor 10 uur waren en het off season en weekdag was, stonden er al 4 bussen! Het was hier wel duidelijk op heel heel heel veel volk voorzien met enkele grote parkings dus we hadden wel geluk want het was toch vrij rustig op de prachtige gespleten en golvende granietrotsen, echt wel het mooiste kenmerk van de streek. De wit-rode nogal grote vuurtoren en de gekleurde adirondack stoelen hoorden er natuurlijk helemaal bij. We troffen het ook weer heel erg met het weer: zonnig maar wel fotogenieke wolkjes. We wandelden het dorpje door met weer de geschilderde vissersboten, huisjes en vissertstijl-brol. Een mooie plek al werd Roel al helemaal krankjorum van de andere nochtans niet overdadig aanwezige toeristen.
Ik was vooral onder de indruk van de natuur hier. De onbeschrijflijke mooie rotsen met een soort van dikke heide-veen vegetatie. Die gingen we ook verkennen met een aantal cachen in de buurt waarvoor we de andere toeristen echt wel achter ons lieten. Prachtig hier. We kropen door bosjes vol bessen, wandelden over rotsen met bolders en zagen vleesetende planten (zonnedauw en pitcher plant). Helemaal top. Een geocache bij een volgende baai bracht ons helemaal in een soort sprookjes-boulder wereld, langs een inham waar helbauw water en veel zeewier in klotste. De andere toeristen zagen we terug bij de Swiss Air memorial, van een vliegtuigcrash hier vlak voor de kust met 229 doden in 1998. De tijd vloog vooruit en we vervolgden onze route, die vandaag wel de grotendeelsde Lighthouse route was, langs de South Shore van Nova Scotia. Het was alweer lunchtijd (joepie, een hoogtepunt op deze rondreis met het lekkere eten hier) en hiervoor koos ik de Tuna Blue Inn, met een kleurrijk versierde deck hoog boven de baai van Hubbards, ook al heel kleurrijk met bootjes en parasols op de oever. Roel koos heel toepasselijk een Tipsy coffee om te drinken (maar was daar niet zo heel wild van). Al bij al een goede lunch maar niet onze favoriet van de reis. We moesten er allebei ook nog duidelijk aan wennen dat de mensen hier echt gemeend vriendelijk zijn en babbeltjes komen maken. In de marina van Hubbards vonden we ook nog een geocache, onder de vlaggen die ondertussen ivm het overlijden van de queen overal halfstok hingen. We reden ook nog langs Queensland Beach, waar mensen echt op het strand lagen en de oceaan weer mooi blauw was.
Zo, hoog tijd voor de reden waarom ik dit stuk van Nova Scotia had uitgekozen voor onze trip en niet de bekendere Cape Breton kust: de oudste geocache van Candada, oftweel GCBBA (oorspronkelijk GC41), uit Juni 2001! Een heel grappig gelegen cache, hij lag zo op het binnengedeelte van de bocht van een afrit, met een cachepaadje door het bos, met fotogeniek bordje halverwege “geocache lane” en een lekker grote ammobox onder een boulder. We waren heel blij! Wat verder lag ook nog een steen ter ere van deze cache, in het Graves island State Park, die gebruikt was om de coordinaten vrij te geven? Het hele verhaal hier achter snapten we niet, maar hij moest natuurlijk op de foto en van de ranger mochten we gratis het park in voor de andere geocaches. Bvb eentje die ging over het zicht op de drumlins – in dit geval de gek gevormde eilandjes (door de ijstijden) in de Mahone Bay. We passeerden het stadje Chester, wat op zich misschien minder bezienswaardig was dan ik gehoopt had maar ons wel enkele geocaches te bieden had, bij de marina, een mooi kerkje en de brandweerkazerne.
Een volgende stop was Lunenburg – we hadden ondertussen al heel wat vissersplaatsjes gezien dus ik verwachtte er niet zo veel van behalve misschien te toeristisch. Maar dat viel anders uit: Lunenburg verraste ons beiden heel erg in de positieve zin! Het is ook Unesco wereldergoed omdat het (copy plak) “the best example of planned British colonial settlement in North America, as it retains its original layout and appearance of the 1800s, including local wooden vernacular architecture”. Een oud 18de eeuws Brits kolonisten stadje hier, vooral gekend door de rood geschilderde gebouwen en ook wel een dambord stratenpatroon. We vonden makkelijk gratis parking (een andere postive verrassing) en begonnen onze verkenning bij de Ironworks Distillery, in een mooi schuurtje, omdat die om 5 al sloot. Ik hoopte eigenlijk op een flight maar nee, dat hadden ze niet, het was gratis proeven en dan kopen. Toen Roel bemerkte hoe duur het was, klokten we ons borreltje snel achterover en maakten ons uit de voeten. We verkende de havenkant (blijkbaar is Lunenburg ook nog altijd een belangrijke visverwerkende haven) met de nodige fotogenieke en felgekleurde rommel, en een houten steiger vol gekleurde adirondacks. Er lagen ook verschillende grote boten en het zicht op het stadje met zijn rode huizen was zo mooi. De meeste aandacht van de andere toeristen ging uit naar de Bluenose II, blijkbaar een heel gekende (race?) boot die zelfs op een van de Canadese munten staat. Als ie aan de wal ligt, wat niet zo vaak het geval is want hij reist rond, kan je gratis aan boord. Ons zei het niet veel, maar ik had wel mooi het roer van een hele bekende boot vastgehad, haha. We lieten het water nu achter ons en het ging helaas steil berg op langs de gekleurde houten huizen, tot aan de bibliotheek. Jaja de bibliotheek (gelegen naast het kerkhof) want daar lag een geocache en die wilden we nog voor sluitingstijd loggen. De bibliotheek was een andere postieive Lunenburgse verrassing: een gigantisch groot gebouw, vol ouderwetse grandeur zowel vanbinnen als vanbuiten. Ongelooflijk voor zo’n klein stadje. Gelukkig konden we nu bergaf gaan en zigzaggend langs de huisjes (dit is niet enkel een toeristenstadje maar leeft ook echt nog), kerkjes, muurschilderingen en een parkje, en zo kwamen we bij ons volgende doel, de Shipwright Brewery. Weer een verrassing: dit was wel de allerkleinste brewery die we ooit bezochten. Zo mini, een 5 tal stoelen aan de toog en 4 stoelen buiten. That was it. En nog maar 1 biersoort op tap maar het was wel lekker bier. Een welverdiende pauze om ons bezoek aan het mooie en authentiek aanvoelende Lunenburg af te ronden. Aanrader dit stadje!
Vlakbij Lunenburg aan de baai ligt het mini vissersdorpje Blue Rocks, waar we nog wat geocachten en dat super fotogeniek was. We hadden ook wel geluk want het was het “blauwe uur” met de mooiste felle luchten omdat de zon al flink aan het zakken was. Weer een vuurtoren, maar ook krakkemikkige dokken met fel geschilderde houten schuurtjes, pastelkleurige kleine bootjes, wolken weerspiegelend in het blauw water, de typische kreeftenkooien,... Mooi mooi mooi. Opvallend genoeg hier trouwens geen witte granieten rotsen meer maar donkere rotsen. We kwamen ook hertjes tegen. We reden terug via Lunenburg en via de overkant van de baai (waar een gigantich grote brouwerij bleek te zijn) hadden we nog een mooi zicht op Lunenburg tegen de heuvel aan de baai. We volgden de kronkelde kustlijn en kleine wegen tot op Feltzen island – een flink eind omrijden want de meest vanzelfsprekende brugverbinding was afgesloten. We maakten hier stops bij Sand Dollar Beach (hier kan je dus sand dollars vinden maar het was helaas hoog tij), Ovens Park (gelegen op een camping en omdat de toegang fors was beperkten we ons tot het uitzichtpunt op de woeste kliffen) en enkele roststranden – bij sunset met felroze luchten. Ik bedacht dat we de Lahave Ferry nog wel konden proberen en via een kleine dorpje kwamen we daar bij uit. Deze kleine kabelferry (blijkbaar iets uniek) crosst hier de baai en bespaart je dus – afhankelijk van je bestemming – flink rondrijden. We reden aan boord (gratis) en de ferry vertrok bijna meteen! Gelukje weeral, net als de prachtige rode sunset over de baai. De overtocht duurt misschien maar 5 minuutjes en in het donker reden we naar het restaurant dat ik had uitgekozen, genaamd Osprey’s Nest Public House in het plaatsje Petite Rivière. Dat was weer een absolute voltreffer met vriendelijke bediening en lekker eten en drinken. Roel was weer heel blij met zijn chacuterie en kaasschotel. In het donker was het daarna nog een eindje rijden tot in de stad Liverpool en ons hotel. Een schitterende dag al weer in het relaxe Nova Scotia!
Hotel: Best Western Liverpool Hotel & Conference Center, weer een degelijk en proper hotel.
De dag begon weer goed met wat wij met onze ondertussen Amerikaanse standaarden een geweldig ontbijt vonden: netjes geserveerd, echt servies, en buiten aan een tafeltje op het balkon eten met zicht op Chocolate Lake. We vertrokken op tijd want ik verwachtte nogal veel drukte op onze eerste stop op een half uurtje rijden. Het was druk verkeer op de smalle baantjes met veel file in de andere richting: rondom Halifax woont veel volk, nogal een contrast met bepaalde regio’s gisteren. Er waren echter ook groene bossen vol sparren en meertjes. We weken al gauw af van de originele planning en maakten eerst een stop in het piepkleine vissersplaatsje Prospect. Baaitjes omgeven met veel ronde witte granietrotsen, kleine strandjes, helder water, en kleurrijke vissersbootjes en sloepen. Een grillige kustlijn hier inclusief eilandjes. Het was hier heel rustig en we voelden ons dus ook nogal bekeken bij het geocachen. De wolkenlucht weerspiegelde mooi in het water. Opvallend trouwens hoe de rotsen hier eerder wit waren en niet rood zoals gisteren aan de andere kant van het eiland. Zo ging het verder naar Peggy’s Cove, blijkbaar de meest toeristische plaats van Nova Scotia. Hoewel we er voor 10 uur waren en het off season en weekdag was, stonden er al 4 bussen! Het was hier wel duidelijk op heel heel heel veel volk voorzien met enkele grote parkings dus we hadden wel geluk want het was toch vrij rustig op de prachtige gespleten en golvende granietrotsen, echt wel het mooiste kenmerk van de streek. De wit-rode nogal grote vuurtoren en de gekleurde adirondack stoelen hoorden er natuurlijk helemaal bij. We troffen het ook weer heel erg met het weer: zonnig maar wel fotogenieke wolkjes. We wandelden het dorpje door met weer de geschilderde vissersboten, huisjes en vissertstijl-brol. Een mooie plek al werd Roel al helemaal krankjorum van de andere nochtans niet overdadig aanwezige toeristen.
Ik was vooral onder de indruk van de natuur hier. De onbeschrijflijke mooie rotsen met een soort van dikke heide-veen vegetatie. Die gingen we ook verkennen met een aantal cachen in de buurt waarvoor we de andere toeristen echt wel achter ons lieten. Prachtig hier. We kropen door bosjes vol bessen, wandelden over rotsen met bolders en zagen vleesetende planten (zonnedauw en pitcher plant). Helemaal top. Een geocache bij een volgende baai bracht ons helemaal in een soort sprookjes-boulder wereld, langs een inham waar helbauw water en veel zeewier in klotste. De andere toeristen zagen we terug bij de Swiss Air memorial, van een vliegtuigcrash hier vlak voor de kust met 229 doden in 1998. De tijd vloog vooruit en we vervolgden onze route, die vandaag wel de grotendeelsde Lighthouse route was, langs de South Shore van Nova Scotia. Het was alweer lunchtijd (joepie, een hoogtepunt op deze rondreis met het lekkere eten hier) en hiervoor koos ik de Tuna Blue Inn, met een kleurrijk versierde deck hoog boven de baai van Hubbards, ook al heel kleurrijk met bootjes en parasols op de oever. Roel koos heel toepasselijk een Tipsy coffee om te drinken (maar was daar niet zo heel wild van). Al bij al een goede lunch maar niet onze favoriet van de reis. We moesten er allebei ook nog duidelijk aan wennen dat de mensen hier echt gemeend vriendelijk zijn en babbeltjes komen maken. In de marina van Hubbards vonden we ook nog een geocache, onder de vlaggen die ondertussen ivm het overlijden van de queen overal halfstok hingen. We reden ook nog langs Queensland Beach, waar mensen echt op het strand lagen en de oceaan weer mooi blauw was.
Zo, hoog tijd voor de reden waarom ik dit stuk van Nova Scotia had uitgekozen voor onze trip en niet de bekendere Cape Breton kust: de oudste geocache van Candada, oftweel GCBBA (oorspronkelijk GC41), uit Juni 2001! Een heel grappig gelegen cache, hij lag zo op het binnengedeelte van de bocht van een afrit, met een cachepaadje door het bos, met fotogeniek bordje halverwege “geocache lane” en een lekker grote ammobox onder een boulder. We waren heel blij! Wat verder lag ook nog een steen ter ere van deze cache, in het Graves island State Park, die gebruikt was om de coordinaten vrij te geven? Het hele verhaal hier achter snapten we niet, maar hij moest natuurlijk op de foto en van de ranger mochten we gratis het park in voor de andere geocaches. Bvb eentje die ging over het zicht op de drumlins – in dit geval de gek gevormde eilandjes (door de ijstijden) in de Mahone Bay. We passeerden het stadje Chester, wat op zich misschien minder bezienswaardig was dan ik gehoopt had maar ons wel enkele geocaches te bieden had, bij de marina, een mooi kerkje en de brandweerkazerne.
Een volgende stop was Lunenburg – we hadden ondertussen al heel wat vissersplaatsjes gezien dus ik verwachtte er niet zo veel van behalve misschien te toeristisch. Maar dat viel anders uit: Lunenburg verraste ons beiden heel erg in de positieve zin! Het is ook Unesco wereldergoed omdat het (copy plak) “the best example of planned British colonial settlement in North America, as it retains its original layout and appearance of the 1800s, including local wooden vernacular architecture”. Een oud 18de eeuws Brits kolonisten stadje hier, vooral gekend door de rood geschilderde gebouwen en ook wel een dambord stratenpatroon. We vonden makkelijk gratis parking (een andere postive verrassing) en begonnen onze verkenning bij de Ironworks Distillery, in een mooi schuurtje, omdat die om 5 al sloot. Ik hoopte eigenlijk op een flight maar nee, dat hadden ze niet, het was gratis proeven en dan kopen. Toen Roel bemerkte hoe duur het was, klokten we ons borreltje snel achterover en maakten ons uit de voeten. We verkende de havenkant (blijkbaar is Lunenburg ook nog altijd een belangrijke visverwerkende haven) met de nodige fotogenieke en felgekleurde rommel, en een houten steiger vol gekleurde adirondacks. Er lagen ook verschillende grote boten en het zicht op het stadje met zijn rode huizen was zo mooi. De meeste aandacht van de andere toeristen ging uit naar de Bluenose II, blijkbaar een heel gekende (race?) boot die zelfs op een van de Canadese munten staat. Als ie aan de wal ligt, wat niet zo vaak het geval is want hij reist rond, kan je gratis aan boord. Ons zei het niet veel, maar ik had wel mooi het roer van een hele bekende boot vastgehad, haha. We lieten het water nu achter ons en het ging helaas steil berg op langs de gekleurde houten huizen, tot aan de bibliotheek. Jaja de bibliotheek (gelegen naast het kerkhof) want daar lag een geocache en die wilden we nog voor sluitingstijd loggen. De bibliotheek was een andere postieive Lunenburgse verrassing: een gigantisch groot gebouw, vol ouderwetse grandeur zowel vanbinnen als vanbuiten. Ongelooflijk voor zo’n klein stadje. Gelukkig konden we nu bergaf gaan en zigzaggend langs de huisjes (dit is niet enkel een toeristenstadje maar leeft ook echt nog), kerkjes, muurschilderingen en een parkje, en zo kwamen we bij ons volgende doel, de Shipwright Brewery. Weer een verrassing: dit was wel de allerkleinste brewery die we ooit bezochten. Zo mini, een 5 tal stoelen aan de toog en 4 stoelen buiten. That was it. En nog maar 1 biersoort op tap maar het was wel lekker bier. Een welverdiende pauze om ons bezoek aan het mooie en authentiek aanvoelende Lunenburg af te ronden. Aanrader dit stadje!
Vlakbij Lunenburg aan de baai ligt het mini vissersdorpje Blue Rocks, waar we nog wat geocachten en dat super fotogeniek was. We hadden ook wel geluk want het was het “blauwe uur” met de mooiste felle luchten omdat de zon al flink aan het zakken was. Weer een vuurtoren, maar ook krakkemikkige dokken met fel geschilderde houten schuurtjes, pastelkleurige kleine bootjes, wolken weerspiegelend in het blauw water, de typische kreeftenkooien,... Mooi mooi mooi. Opvallend genoeg hier trouwens geen witte granieten rotsen meer maar donkere rotsen. We kwamen ook hertjes tegen. We reden terug via Lunenburg en via de overkant van de baai (waar een gigantich grote brouwerij bleek te zijn) hadden we nog een mooi zicht op Lunenburg tegen de heuvel aan de baai. We volgden de kronkelde kustlijn en kleine wegen tot op Feltzen island – een flink eind omrijden want de meest vanzelfsprekende brugverbinding was afgesloten. We maakten hier stops bij Sand Dollar Beach (hier kan je dus sand dollars vinden maar het was helaas hoog tij), Ovens Park (gelegen op een camping en omdat de toegang fors was beperkten we ons tot het uitzichtpunt op de woeste kliffen) en enkele roststranden – bij sunset met felroze luchten. Ik bedacht dat we de Lahave Ferry nog wel konden proberen en via een kleine dorpje kwamen we daar bij uit. Deze kleine kabelferry (blijkbaar iets uniek) crosst hier de baai en bespaart je dus – afhankelijk van je bestemming – flink rondrijden. We reden aan boord (gratis) en de ferry vertrok bijna meteen! Gelukje weeral, net als de prachtige rode sunset over de baai. De overtocht duurt misschien maar 5 minuutjes en in het donker reden we naar het restaurant dat ik had uitgekozen, genaamd Osprey’s Nest Public House in het plaatsje Petite Rivière. Dat was weer een absolute voltreffer met vriendelijke bediening en lekker eten en drinken. Roel was weer heel blij met zijn chacuterie en kaasschotel. In het donker was het daarna nog een eindje rijden tot in de stad Liverpool en ons hotel. Een schitterende dag al weer in het relaxe Nova Scotia!
Hotel: Best Western Liverpool Hotel & Conference Center, weer een degelijk en proper hotel.
Terug naar boven
Dag 9: Zaterdag 10 September 2022
Van: Liverpool, NS, CanadaVia: Liverpool - Kejimkujik National Park - Annapolis Royal - ferry vanaf Digby - Saint John
Naar: Saint John, NB, Canada
10 Sept 2022 – Liverpool (NS) > Saint John (NB). Door het binnenland van Nova Scotia naar de ferry waar een breechende bulturg walvis ons uitgeleide deed – 140 km + ferry
Een laatste keer wakker worden in Nova Scotia, snif snif. Weer een schitterende dag met blauwe lucht. Na het uitchecken en een klein ontbijtje verkenden we eerst het stadje Liverpool, aan de oceaan gelegen, met oa Fort Point, hun part met vuurtoren en enkele stops in het historisch centrum. Het leukste detail hier waren de de vrolijk geschilderde brandweerpalen. Liverpool is overigens de stad die bekend stond om de privateers, een soort van moderne piraten. We volgden de Mersey River met een stop bij de Milton Reversing Falls – ook weer een fenomeen van water dat van richting verandert door de getijden al was daar nu niet veel van te merken. Een rustige groene weg bracht ons bergop het binnenland in met een aantal geocaching stops tot aan de rand van het Kejimkujik National Park – waar we eerst een dirt road deden en een bushwack boswandeling tot oldie geocache GCF2D uit July 2001 Kejicache. Daarna reden we het officiele National Park in (toegang betalen! Bah! Niet onze hobby). Dat park was heel druk – het is eigenlijk meer een kampeer park om dan wat te fietsen om te kanoen, niet echt een park met veel fraais om als toerist op doortocht te stoppen. Het was ook druk want het was een zaterdag. Behalve veel groen en natuur, maar dat hebben ze hier overal. En veel meren. Onze eerste korte hike brachtons naar Mill Falls – een mooie stroomversnelling. We maakten ook nog andere stops bij de kano launch en bij de meertjes met strandjes die ze hier hadden, voor we verder het binnenland doorstaken tot in Annapolis Royal. Eerst lunch tijd! Dat deden we in een heel klein lokaal zaakje Chavelah’s Cafe; we vonden het eerst niet want het was vanachter in een winkel goed weggestopt. Helaas konden we hier niet buiten zitten maar het was wel echt couleur local hier. We sloten onze simpele lunch af met heerlijke breadpudding voor we buiten rolden, klaar om Annapolis Royal te gaan bekijken.
Dat is de eerste hoofdstad van Nova Scotia en gesticht in de jaren 1600. Heel oud dus. En heel mini, even met je ogen knipperen en je bent er met de auto doorheen. We keken wat bij het kleine haventje, langs de fel gekleurde huizen en bij Fort St Anne, dat me een beetje deed denken aan Retranchement in Zeeland. Met groene omwallingen en veel kannonen met zicht op de baai. Wel mooie uitzichten hier. Blijkbaar staat hier ook het oudste huis van Canada? Daarna hadden we het gemunt op de Annapolis Brewing Company dat ook een (East coast) Cider Company is. Twee vliegen in 1 klap dus en tijd voor een beer flight voor Roel en een cider flight voor mij. Helaas was dit stilaan ook het afscheid van ons Nova Scotia avontuur want we wilden zeker op tijd bij de ferry zijn. Die was pas om half 6 maar je moet een uur van te voren aanwezig zijn. We stopten nog bij een koddig oud kerkhofje en de brug over de Bear River Mud Flats met blauw water. Daar was dan toch onverbiddelijk Digby, helaas geen tijd meer om het bezoeken want net voorbij Digby wachtte de Fundy Rose al op ons. Deze streek is ook gekend voor de eilandjes voor de kust (Digby Neck) op hun beurt gekend voor het walvisspotten. Maar dat zal voor een volgende keer zijn. Langs de grote baai zagen we de kwekerijen (?) van de scallops waar Digby bekend voor is. Het was duidelijk laagtij. Heel goed op tijd waren we bij de ferry, inchecken en aansluiten en ik wandelde nog naar een laatste geocache op Nova Scotia...
Tot onze verbazing was er niet zo heel veel volk voor de ferry en goed op tijd (wat een verschil met St Simeon!) mochten we aan boord. Plaats te over daar! De ferry vertrok ook te vroeg – dat vond ik wel heel gek. Bye bye Nova Scotia. We zagen de zwarte kliffen en de grote baai terwijl we Nova Scotia achter ons lieten en onze oversteek van de Bay of Fundy begonnen. Ik werd er wel een beetje droevig van. Het was goed weer hoewel koud in de wind dus hebben we bijna heel de tijd aan dek gestaan – dat doe ik zo graag. Binnen was het nochtans ook een mooie boot, met TV lounges, en een voorgedeelte onder schuine glasramen, en een cafetaria. Het aan dek staan loonde echter want wat zagen we daar! Een bultrug die toch vrij dicht bij de ferry breechte! Wauw! Dit was beter dan de saaie bultruggen bij Tadoussac – terwijl de ferry verder vaarde zagen we de bultrug nog vaak opspringen! Wauw! Wat een afsluiter van onze trip! Meant to be zeggen ze dan! Het was ook echt een verrassing want uitgebreid googelen had mij vooraf doen concluderen dat de kans om een walvis te zien op deze overtocht nihil was. Joepie – wij hebben altijd geluk.
Terwijl de overkant – zijnde Saint John in de provincie New Brunswick – naderde, ging de zon onder en de uitzichten op de oceaan met dit zomerweer waren magnifiek. In Saint John ging het van boord rijden vlotjes en het was nog niet helemaal donker. We konden dus nog een stop maken bij de heel bekende reversing Falls. Dat is een soort grote ravijn, met kolkende stroomversnelling eronder en een waterval onder waterniveau. De Bay of Fundy met zijn krachtige getijden zorgt er ook hier voor dat het water vier keer per dag omkeert – een heel spectaculaire plek. De setting was ook nogal speciaal. Saint John is echt een industriele havenstad, dus we stonden ook tussen de fabrieken. Zelf hou ik daar wel van. Het centrum van Saint John (grote) stad had al een even ruig kantje maar dat maakte het wel interressant vond ik. Grote oude bakstenen gebouwen en duidelijk een heel levendige uitgangsscene. Ideaal om onze reis in schoonheid af te sluiten. We vonden weer vlotjes een parkeerplekje vlakbij de pub die ik had uitgezocht. Dat was de Cask and Kettle, een Ierse pub. Niet toevallig want Saint John gaat prat op zijn Ierse roots met het hoogste percentage inwoners afkomstig uit Ierland van heel Canada. Dat verklaarde misschien ook de uitbundige sfeer in de stad. In de pub was het heel druk maar het eten was weer super lekker. Nam nam. In het donker maakten we nog een vrij uitgebreide wandeling door de stad. Langs muurschilderingen, mooie parken, oude verlichte gebouwen en helaas ook steile gebouwen. Meevaller deze stad. Hierna werd het toch wel echt tijd ons hotel op te zoeken, want de dag erna moesten we vroeg op.
Hotel: Holiday Inn Express Saint John Harbor site.
Een laatste keer wakker worden in Nova Scotia, snif snif. Weer een schitterende dag met blauwe lucht. Na het uitchecken en een klein ontbijtje verkenden we eerst het stadje Liverpool, aan de oceaan gelegen, met oa Fort Point, hun part met vuurtoren en enkele stops in het historisch centrum. Het leukste detail hier waren de de vrolijk geschilderde brandweerpalen. Liverpool is overigens de stad die bekend stond om de privateers, een soort van moderne piraten. We volgden de Mersey River met een stop bij de Milton Reversing Falls – ook weer een fenomeen van water dat van richting verandert door de getijden al was daar nu niet veel van te merken. Een rustige groene weg bracht ons bergop het binnenland in met een aantal geocaching stops tot aan de rand van het Kejimkujik National Park – waar we eerst een dirt road deden en een bushwack boswandeling tot oldie geocache GCF2D uit July 2001 Kejicache. Daarna reden we het officiele National Park in (toegang betalen! Bah! Niet onze hobby). Dat park was heel druk – het is eigenlijk meer een kampeer park om dan wat te fietsen om te kanoen, niet echt een park met veel fraais om als toerist op doortocht te stoppen. Het was ook druk want het was een zaterdag. Behalve veel groen en natuur, maar dat hebben ze hier overal. En veel meren. Onze eerste korte hike brachtons naar Mill Falls – een mooie stroomversnelling. We maakten ook nog andere stops bij de kano launch en bij de meertjes met strandjes die ze hier hadden, voor we verder het binnenland doorstaken tot in Annapolis Royal. Eerst lunch tijd! Dat deden we in een heel klein lokaal zaakje Chavelah’s Cafe; we vonden het eerst niet want het was vanachter in een winkel goed weggestopt. Helaas konden we hier niet buiten zitten maar het was wel echt couleur local hier. We sloten onze simpele lunch af met heerlijke breadpudding voor we buiten rolden, klaar om Annapolis Royal te gaan bekijken.
Dat is de eerste hoofdstad van Nova Scotia en gesticht in de jaren 1600. Heel oud dus. En heel mini, even met je ogen knipperen en je bent er met de auto doorheen. We keken wat bij het kleine haventje, langs de fel gekleurde huizen en bij Fort St Anne, dat me een beetje deed denken aan Retranchement in Zeeland. Met groene omwallingen en veel kannonen met zicht op de baai. Wel mooie uitzichten hier. Blijkbaar staat hier ook het oudste huis van Canada? Daarna hadden we het gemunt op de Annapolis Brewing Company dat ook een (East coast) Cider Company is. Twee vliegen in 1 klap dus en tijd voor een beer flight voor Roel en een cider flight voor mij. Helaas was dit stilaan ook het afscheid van ons Nova Scotia avontuur want we wilden zeker op tijd bij de ferry zijn. Die was pas om half 6 maar je moet een uur van te voren aanwezig zijn. We stopten nog bij een koddig oud kerkhofje en de brug over de Bear River Mud Flats met blauw water. Daar was dan toch onverbiddelijk Digby, helaas geen tijd meer om het bezoeken want net voorbij Digby wachtte de Fundy Rose al op ons. Deze streek is ook gekend voor de eilandjes voor de kust (Digby Neck) op hun beurt gekend voor het walvisspotten. Maar dat zal voor een volgende keer zijn. Langs de grote baai zagen we de kwekerijen (?) van de scallops waar Digby bekend voor is. Het was duidelijk laagtij. Heel goed op tijd waren we bij de ferry, inchecken en aansluiten en ik wandelde nog naar een laatste geocache op Nova Scotia...
Tot onze verbazing was er niet zo heel veel volk voor de ferry en goed op tijd (wat een verschil met St Simeon!) mochten we aan boord. Plaats te over daar! De ferry vertrok ook te vroeg – dat vond ik wel heel gek. Bye bye Nova Scotia. We zagen de zwarte kliffen en de grote baai terwijl we Nova Scotia achter ons lieten en onze oversteek van de Bay of Fundy begonnen. Ik werd er wel een beetje droevig van. Het was goed weer hoewel koud in de wind dus hebben we bijna heel de tijd aan dek gestaan – dat doe ik zo graag. Binnen was het nochtans ook een mooie boot, met TV lounges, en een voorgedeelte onder schuine glasramen, en een cafetaria. Het aan dek staan loonde echter want wat zagen we daar! Een bultrug die toch vrij dicht bij de ferry breechte! Wauw! Dit was beter dan de saaie bultruggen bij Tadoussac – terwijl de ferry verder vaarde zagen we de bultrug nog vaak opspringen! Wauw! Wat een afsluiter van onze trip! Meant to be zeggen ze dan! Het was ook echt een verrassing want uitgebreid googelen had mij vooraf doen concluderen dat de kans om een walvis te zien op deze overtocht nihil was. Joepie – wij hebben altijd geluk.
Terwijl de overkant – zijnde Saint John in de provincie New Brunswick – naderde, ging de zon onder en de uitzichten op de oceaan met dit zomerweer waren magnifiek. In Saint John ging het van boord rijden vlotjes en het was nog niet helemaal donker. We konden dus nog een stop maken bij de heel bekende reversing Falls. Dat is een soort grote ravijn, met kolkende stroomversnelling eronder en een waterval onder waterniveau. De Bay of Fundy met zijn krachtige getijden zorgt er ook hier voor dat het water vier keer per dag omkeert – een heel spectaculaire plek. De setting was ook nogal speciaal. Saint John is echt een industriele havenstad, dus we stonden ook tussen de fabrieken. Zelf hou ik daar wel van. Het centrum van Saint John (grote) stad had al een even ruig kantje maar dat maakte het wel interressant vond ik. Grote oude bakstenen gebouwen en duidelijk een heel levendige uitgangsscene. Ideaal om onze reis in schoonheid af te sluiten. We vonden weer vlotjes een parkeerplekje vlakbij de pub die ik had uitgezocht. Dat was de Cask and Kettle, een Ierse pub. Niet toevallig want Saint John gaat prat op zijn Ierse roots met het hoogste percentage inwoners afkomstig uit Ierland van heel Canada. Dat verklaarde misschien ook de uitbundige sfeer in de stad. In de pub was het heel druk maar het eten was weer super lekker. Nam nam. In het donker maakten we nog een vrij uitgebreide wandeling door de stad. Langs muurschilderingen, mooie parken, oude verlichte gebouwen en helaas ook steile gebouwen. Meevaller deze stad. Hierna werd het toch wel echt tijd ons hotel op te zoeken, want de dag erna moesten we vroeg op.
Hotel: Holiday Inn Express Saint John Harbor site.
Terug naar boven
Dag 10: Zondag 11 September 2022
Van: Saint John, NB, CanadaVia: rijdag
Naar: thuis, NJ, United States
11 september – Saint John (NB) > huiswaarts. De lange rit terug naar New Jersey – 1.100 km.
Er stond ons een lange rit te wachten dus de wekker ging vroeg en het hotel ontbijt zouden we moeten missen. Al voor 7 lieten we Saint John achter ons. Een laatste Timmy stop .... Het eerste gedeelte van de route was niet anders dan groene natuur – heuvels en wouden over een heel eenzame weg. Tot aan de grens met de USA waar ze ons deze keer gelukkig wel vlotjes binnenlieten (dat hebben we al anders geweten). We moesten heel Maine door, ook een mooie route en toch lastig om al dat moois voorbij te rijden. Rond Bangor werd het drukker en konden we ook de interstate op – verder door heel New England. Een lunchpauze hadden we wel verdiend en dat werd aan de bar in de Applebee’s van Tewksbury in Massachussets. De laatste mijlen zijn typisch de lastigste met drukker verkeer rondom NY en CT maar al bij al viel het nog mee en we konden onze twee viervoeterige monsters nog op een deftig huur gaan afhalen bij petsitter Stephan. Ze hadden blijkbaar ook een heel goed verlof gehad. De reis zat er op!!!! Het was een van onze betere reizen geweest – heerlijk relaxe en lekkere streek is maritiem Canada – We willen terug!!!!!!!
Er stond ons een lange rit te wachten dus de wekker ging vroeg en het hotel ontbijt zouden we moeten missen. Al voor 7 lieten we Saint John achter ons. Een laatste Timmy stop .... Het eerste gedeelte van de route was niet anders dan groene natuur – heuvels en wouden over een heel eenzame weg. Tot aan de grens met de USA waar ze ons deze keer gelukkig wel vlotjes binnenlieten (dat hebben we al anders geweten). We moesten heel Maine door, ook een mooie route en toch lastig om al dat moois voorbij te rijden. Rond Bangor werd het drukker en konden we ook de interstate op – verder door heel New England. Een lunchpauze hadden we wel verdiend en dat werd aan de bar in de Applebee’s van Tewksbury in Massachussets. De laatste mijlen zijn typisch de lastigste met drukker verkeer rondom NY en CT maar al bij al viel het nog mee en we konden onze twee viervoeterige monsters nog op een deftig huur gaan afhalen bij petsitter Stephan. Ze hadden blijkbaar ook een heel goed verlof gehad. De reis zat er op!!!! Het was een van onze betere reizen geweest – heerlijk relaxe en lekkere streek is maritiem Canada – We willen terug!!!!!!!
Aantal keren bezocht: 2266